vrijdag 16 januari 2015

De Olijfboom

"Hé, ken je niet uitkijkeh? D's is genoeg voor allemaal hoor. Je hoeft te dringen, stomme mus." "Ik ben geen stomme mus, maar een doodgewone vink. Domme duif..." De vink hupte over het pad, tussen het fietswiel door en pikte een sappige olijf van de grond. Opgaand in de smulpartij liet hij de duif voor wat ie was. "Noem je mij een domme duif? Hallo, ik ben een Tortelduif, ja!" Maar de duif kon het net zo goed tegen het fietswiel hebben. De vink zat alweer een eindje verder, nog steeds te smullen van de zwarte olijf.



Het was inderdaad druk, onder de olijf. Dat begint wanneer de kleine vogels weer uit de bergen naar beneden vliegen, de tijd ook dat de eerste olijven van de boom vallen. De Turkse Tortel blijft het hele jaar beneden. Hij kan de hitte wel hebben, en bovendien is hier altijd wel een kostje bij elkaar te scharrelen. Zoals bijvoorbeeld bij de olijfboom. Die boom staat in een tuin van een huis. Bij een poort met een dakje erboven, daar zit de Turkse Tortel graag. Dan overziet hij alles en kan hij bovendien alles een beetje in de gaten houden. Het vrouwtje van de Turk zat ook beneden op de grond, toen de Turk weer een keer op het dakje zat. De vink hupte om het vrouwtje heen, nog steeds druk in de weer met die enorme olijf.

"Kijk meissie, daar ligt nog een lekkere olijf. Wel jammer dat die dingen wel rijp worden, maar dat je er nooit tipsy van wordt, zoals bij sommige andere vruchten." De Turk kon vreselijk ouwehoeren en deed dat dan ook vooral vanaf het dakje. Af en toe daalde hij af naar de grond, voor een olijf. Maar die dingen vulden best en bovendien wilde Turk ook wel andere dingen eten. Zoals even verderop. Zo'n dier op twee lange poten had daar brood gestrooid. Ook lekker. Maar wat gebeurde daar? Er kwamen nog drie, mannetjes,  Turkse Tortels aangevlogen en begonnen op de grond olijven te pikken. Nu was dat niet zo erg, maar een van die rotkerels ging achter zijn meissie aan. "Hé, idioot. Wil je wel effe bij me meissie weg blijven! Als de donder, ja! Je weet dat wij, tortels, ons eigen wijfjes hebben, en dan kom je niet aan die van een ander. Vreet door aan die olijven, of rot op!" De tortel in kwestie leek niet te luisteren, waarop Turk van zijn dakje af kwam en die vreemde snuiter weg wilde jagen. Maar, dat was niet nodig. Met veel bombarie kwam een wit mormel op vier pootjes aangerend. Een hondje, wisten de vogels, en allen kozen snel het luchtruim. Je kon maar nooit weten met die honden.



Nadat het hondje uitgeblaft was en de olijfboom weer achter zich had gelaten kwamen de vogeltjes weer terug. Een voor een, de mussen als eerste. Het hele clubje hupte over het cement, zeven stuks. "Lekkere olijven, lekkere wijven," grapte de lolligste van de groep. Ach, die mussen hadden altijd wel lol met elkaar. Ah, daar kwam ook het roodborstje. Nou, die mussen en het roodborstje kenden elkaar wel. De meeste vogeltjes kenden elkaar wel. Bijna allemaal waren ze iedere winter hier beneden en troffen zij elkaar bij de olijfboom. Turk was ook bij iedereen bekend, maar die namen ze niet zo serieus. Die lulde te veel, en vooral een hoop onzin. Wat de vogels wel vervelend vonden waren die witte hondjes. Behalve dat ze zo veel drukte maakten, hadden ze ook weinig contact met elkaar. De vogels keken dus wel een beetje uit voor de honden. O ja, en de kleine vogeltjes keken ook uit voor die ene gaai. Maf beest, hij had een zwart plekje op zijn kop. Een van de mussen had een keer gehoord dat het een "gaai met keppeltje" was. Nou, dat zal wel, maar gaaien waren niet te vertrouwen. Net zo min als de roeken en raven. Maar de roeken en raven hielden niet van olijven. De gaai daarentegen lustte er soms wel eentje.

Het was meestal wel gezellig, onder de olijfboom. Ja, welk vogeltje wilde niet zo een heerlijke olijf, waar ook nog lekkere olie in zat. Hartstikke goed voor je; onverzadigde vetzuren. Of waren ze juist verzadigd? Het koolmeesje wist niet meer precies hoe het zat. Maakte niet uit. Hé, de kuifleeuwerik. "Zo rare kuifsnuiter, ben je verdwaald? Ga je ook opeens van de olijven eten? Jij eet toch hele andere dingen? Wat mot je dan hier?" Het mag duidelijk zijn, dat Turk weer op zijn dakje zat. De andere duiven bleven nog weg, waardoor het juist druk was met de kleine vogeltjes. Zo ook een kleine plevierachtige. Die kende Turk eigenlijk niet zo goed; "jij daar, met dat ranke lijfie en je zwarte kop, jij hoort toch op het strand thuis? Nou zit jij hier ook al aan de olijven. Ga lekker krabbetjes in het zand zoeken." Het vogeltje keek omhoog en vloog daarop maar weer weg.

In de tuin wemelde het van de kleine vogeltjes, zoals puttertjes en een tjiftjaf. Maar de meeste van die vogeltjes hielden niet van de olijven. Maar goed ook, want de boom had dit jaar niet zo heel veel vrucht gedragen. De olijfboom was al oud. Bovendien was ie slecht gesnoeid. Ja, de boom had ook al heel wat mee gemaakt. Ooit stond ie vrij, maar nu groeide hij tegen het afdakje aan. Het was wel gezellig, dat ieder jaar al die vogel kwamen snoepen van zijn olijven. Pas laat in het jaar plukte de mensen zijn olijven. Als ze zwart waren, want dan kon je ze goed eten. De vogels waren minder kieskeurig. Die aten alle olijven, van groen tot bruin, ook al waren ze half aan het weg schimmelen.

"Kijk, dat is een lekkere olijf. Mag ik die?" vroeg een mus aan de andere mussen. "Ja hoor, neem maar lekker. Je kan nog wel wat vet gebruiken." De kleine mus stortte zich op de smakelijk ogende vrucht. Daar kwam de vink weer; " hoi luitjes. Nog nieuws vandaag? Waar is Turk trouwens? Nou ja, kan ik weer even rustig wat olijfjes knabbelen." Iedereen kende de tortel als "Turk". En alle vogels kenden hem, maar hij was net weer even weg gevlogen. Hij ging zeker op zoek naar zijn vrouwtje. Oeps, daar rolde een lijf onder de band van de fiets. Ja, er stond opeens een fiets tegen de olijf. Toen ze van de berg kwamen. Het was allemaal anders hier. Op zich hadden de vogels daar niet zo veel last van, de olijf stond er gewoon nog en liet keurig zijn vruchten op de grond stuiteren. Voor de vogels was meer dan genoeg. Een mus probeerde de olijf onder de fietsband weg te pikken. Die zat behoorlijk klem.

" Dat gaat je niet lukken vriend," sprak de kuifleeuwerik. "Je snavel is te kort en te bol. Kijk met mijn snavel heb ik hem zo." De leeuwerik duwde de mus opzij en pikte de olijf, zonder al te veel moeite, met zijn snavel op. Hij rolde het zwarte balletje een eindje opzij en begon er lekker aan te sappelen.

Maar lang duurde de relatieve rust niet. Daar kwam Turk weer aan, samen met nog vijf tortels, twee vrouwtjes en drie mannetjes. Turk zat nu ook op de grond. En van de andere mannetjes ging achter een van de vrouwtjes aan. Het andere vrouwtje werd met rust gelaten. Zij was ook vrij dik. " Ja, mijn meissie heeft een lekkere volle buik. D'r zitten weer allemaal eitjes in. Straks word ik weer vader. Nou, ik ken goed voor d'r zorgen hoor. Ieder jaar hebben we weer van die kleine mormels. Ik vind er niks an. Maar ja, je telt wel mee als duif, wanneer je weer een meissie heb. En kijk nou, het is toch prachtig, zo'n dik wijffie. Zeg nou zelf..." Tja, Turk zat weer op zijn praatstoel. Zijn vrouwtje zat aan de olijven. Tussen alle drukte door hield zij zich plat, waardoor ze nog dikker leek. Een paar jaar geleden hadden ze hun nest in de olijfboom. Dat was niet zo goed bevallen.



De olijfboom stond er vredig en tevreden bij. Hij genoot wel van Turk. En trots als ie was, dat al die vogels zo genoten van zijn vruchten. Vooral het vrouwtje van Turk, die straks jaar eitjes zou leggen, gevoerd door zíjn olijven... Het was weer een mooi seizoen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten