zaterdag 25 april 2015

In den vreemde: Atatürkdag (35)

Vieren wij, in Nederland, tegenwoordig koningsdag, in Turkije is het op 23 april Atatürkdag. Niet dat dit een dag duurt, in tegendeel, we zijn nu al vier dagen onderhavig aan divers feestgedruis. Ondanks dat de president van dit land die hele Atatürk het liefst uit het geheugen van de Turken verband, wordt het feest groots gevierd. Door het hele land heen, dus ook hier in Göcek. Alleen gaat alles hier natuurlijk wel op z'n Turks.



Binnen gehoorafstand van onze woning ligt het Lycee. Geen bijzonderheid, ware het niet dat hier de afgelopen weken druk is geoefend met de drumband. Vrijwel iedere dag, achter het schoolgebouw. Eindeloos oefenen. Eindeloos dezelfde melodie. Veel trommels en af en tie trompetgeschal. Een zeer eenvoudige melodie, welke ik zelfs (met mijn a-muzikaliteit) nog prima mee zou kunnen spelen. Op de trom natuurlijk, daar voordat ik geluid uit een trompet krijg alle feestdagen al voorbij zijn. Begin van de week hoorde ik dat inmiddels ook het lopen werd geoefend, in een straatje achteraf.

Woensdag liepen een aantal kinderen al duidelijk in (onderdelen van) uniform, met overdadig grote goudkleurige borstel op de schouders. Daar is een naam voor, maar omdat ik zowel niks heb met drumbands, noch het leger, vergeet ik die benaming steeds.

In de twee weken voorafgaand aan de grote dag waren de kleuterklassen op het plein aan het oefenen voor hun dansje, waarvan de laatste keer in klederdracht. Het zag er schattig uit, alhoewel het dril gehalte naar mijn mening wel iets minder mocht zijn. O ja, en bij iedere oefenactiviteit was ook een man in pak aanwezig. Zijdelings maakte hij zich erg druk, waarschijnlijk een dorps bobo.



De grote dag was aangebroken, 23 april. Het plein was vol. Aan de randen rijen met witte plastic stoeltjes. Deze stoeltjes kom je overal tegen; bij begrafenissen, eetpartijen, trouwerijen, politieke bijeenkomsten en de dorpsfeesten. In het door is een kleine pick-up truck, waar de stapels op staan, en overal waar activiteit is verschijnt dat autootje. In hoog tempo worden de stoeltjes geplaatst en in een even zo hoog tempo verdwijnt alles aan het eind weer. Een ander autootje draagt de tafeltjes (speciaal voor de begrafenissen en bruiloften). Vrijwel alle stoelen waren bezet en het plein stond vol kinderen. In allerlei uitdossingen en de eerder gesignaleerde. Na een half uur stond alles nog steeds. Niets wat er gebeurde. Achteraf bleken de dansjes van negen tot elf te zijn, terwijl ik had begrepen dat het elf uur juist begon. Het was dus afgelopen. Niet geheel. Opeens kwam alles in beweging. Een twintigtal kids onder een giga Turkse vlag voorop. Dan volgde de rest en verdween de stoet langzaam de dorpsstraat in. Al het publiek klapte zo lang dat de optocht nog hoorbaar was.



Niet lang daarna verplaatste alles zich naar de kade (het niet toeristische deel) en het plein. Voor het kantoor werd een hele rij ezels neergezet. Daarop foto's, afgedrukt op stevig karton. Enorm goed, mooie foto's zaten daartussen. Bleken de foto's allemaal door leerlingen te zijn gemaakt en bewerkt. Menig beroepsfotograaf kan daar nog een puntje aan zuigen, echt geweldig. Na twee dagen hoorde ik dat de foto's te koop zijn, waarop ik direct aangaf een van de foto's te willen kopen ( een oude Fiat 1200 in vaalrood, met wat jochies en verder vooral in grijstinten). Goed, en daarmee hebben we dan ook alle kwaliteit van deze dag gehad.

Langs het water waren tal van kinderactiviteiten. De kinderen konden een getekende bloem afhalen (waarop de activiteiten werden afgetekend) en konden hun slag slaan. De eerste activiteit bestond uit het beschilderen van vier enorme grote doeken. Een van de leidsters (Emanuelle) liep nerveus rond en vertelde mij dat het niet ging zoals zij het wenste en de kinderen gewoon hun eigen ding schilderde, waardoor er haar inziens geen geheel ontstond. Later zag ik haar met een klein clubje aan een nieuw werk. Inderdaad wel een geheel. Een vissen tafereel, maar nu zag je het amateurisme van de kibderen, terwijl het "vrije" werk nog jets had.

Er tegenover een tafel, waar de kleuters mochten schilderen. Op velletjes ter grootte van een ansichtkaart. Hoe moeilijk kan je het ze maken. De tafel er naast was de klei tafel. Veel klei, rode handen, maar de kinderen kwamen (voor zover ik kon zien) niet tot resultaat, op een klein jongetje na, die drie mini objectjes had gekleid. Er tegenover de spiraal. Uit nervositeit kwam geen kind verder dan de eerste bocht. Na drie pogingen kregen ze toch hun rode petje met merknaam (welke mij is ontschoten). Even verderop stond een standje van Mercedes Benz. Je kreeg een kaartje te zien en dan moest je die vorm maken. Beloning: een zwarte ballon van Mercedes Benz. Aan de andere kant konden de kinderen een Turks vlaggetje krijgen en een rode Atatürk ballon. Ongelofelijk, maar daarvoor stonden ze in de rij. Het viel mij op dat overal de kinderen in de rij stonden. Lange rijen. Bij voorkeur wanneer de beloning uit snoep bestond. Een kinderzwembadje was het "vissen" (wat wij in Nederland van de kermis kennen).  De rij hier was enorm. Telkens stonden er een stuk of vier kinderen te vissen. Wat mij opviel waren de haast uitdrukkingloze koppies. Je moest het immers doen voor je snoepje...



Tot op het strandje waren overal spelletjes. Alles even knullig van opzet en overal geduldig wachtende jongens en meisjes. Tussendoor wandelden de ouders en een verdwaalde toerist. De meeste toeristen zaten immers alweer te zuipen op een van de terrassen aan de andere kant van de boulevard.

De dag was ten einde, veel kinderen weer een stukje dikker. Maar, het was absoluut Turkse gezelligheid en de knulligheid van alles valt dan helemaal in het niet.



Een dag later. We zaten te eten bij Sofra. Tromgeroffel. Onze middelbare school leerlingen trommelden door het dorp. Dan toch maar even kijken (ik ben een nieuwsgierige Hollander, wat overigens niets voorstelt bij een nieuwsgierige Turk). En ja hoor, nu zonder de pakjes, maar wel met de instrumenten, én dezelfde melodie kwam er een optocht voorbij. Achter de muziek ruim meer dan honderd mensen met een brandende fakkel in de hand. Daarachter twee maak zoveel nieuwsgierige Turken. Ook de fakkeloptocht was ter ere van de grote Atatürk.

Overdag was op het plein inmiddels een podium opgebouwd. Dat bleek voor gisteren te zijn. Na de innige terugkomst van mijn vrouw aten we bij Mercan Pizza, dan er turkse muziek door het dorp schalde. Overigens ging de imam daar weer overheen (iedere week een andere, en deze week lijkt het er eentje die constant zwaar in de lorum is). Na het eten naar het plein. Alle stoeltjes stonden er natuurlijk en het plein was helemaal vol. Overigens weer bijna geen toerist te zien, terwijl er inmiddels een hoop zijn... Nog steeds aan het drinken bij de tentjes aan de boulevard?

Het was Turkse muziek, maar redelijk vlot. We hebben zelfs staan dansen! Dat zegt dus wel wat. Ter afsluiting een politiek lied (een ode aan Atatürk, maar ook een aanklacht tegen de huidige president). Iedereen zong luid mee en applaudisseerde uitgebreid. De dorpsomroeper riep vervolgens iedereen op vanmiddag naar het strandje te komen. Daar is een kinder vrijmarkt en een vlieger wedstrijd.  Dat laatste is lullig, want na dagen wind, is het nu windstil. In ieder geval ga ik natuurlijk kijken. Na de markt, dat dan weer wel.

En dan, na vier dagen, is Atatürk dag weer voorbij. Ik heb genoten. Tot volgend jaar!

woensdag 22 april 2015

Zo maar

Zo maar. Wat lodderig tuur ik in het donker. Onder de verlichting op straat volg ik de voorbijgangers. Ik voel mijn lijf en mijn gedachten associeren op van alles. De voorbijgangers neem ik nauwelijks waar. Een beweging, een groeiende en krimpende schaduw. Een slok, een peuk. Geen zin te lezen. Het laatste half jaar heb ik al zo veel gelezen. Effe niet. Nergens heb ik zin in. Had ik maar een televisie. Dan zette ik nu een DVD op. Normaal mis ik die beeldbuis niet. Tot mijn eigen verbazing overigens. Op dit soort momenten echter wel. Ik zit zo maar. Die zo maar niets. Een lome moeheid, ik voel mijn spieren en vraag mij af; voel ik, of is het pijn? De afleiding ontbreekt. Twee weken ben ik nu alleen. Er komt nog zeker een halve week bij. Naast ons is het huis in donker gehuld. Om toch wat afleiding te hebben draai ik een oude CD van The Four Tops. Wel lekker, maar het is geen televisie. Dat apparaat leid me af, zet mijn gedachten even uit. Nu ketsen de gedachten als een flipperbal door mijn grijze massa. Alle hersendelen worden aangedaan. Ik kan mijn eigen tempo niet bij houden. Ik verveel mij niet. Er us ook genoeg te dien. Daar hief ik niet eens iets voor te verzinnen. Op dit moment wil ik gewoon even niks. Dus ik zit zo maar. Te vroeg om naar bed te gaan, te moe nog enige actie te ondernemen. Desondanks voel ik mij gelukkig. Ja, zelfs bevoorrecht. Gezellige verlichting, olielampen en een nog steeds aangename temperatuur. Ik geniet van mijn zijn hier. Op deze plek. Onder deze omstandigheden. Ik wil niks, zo maar zitten. Desondanks broeit en bruist het in mij. Schrijven, tekenen, schilderen. Verhalen en beelden ontspruiten in mijn chaotische geest. Het lijf speelt niet mee. Daarom zou ik nou die televisie willen. Dan heb ik mijn afleiding, terwijl het lichaam kan uitrusten. Ik kijk terug op de dag vandaag en zie uit naar de dag van morgen. Ik heb weer een tekening verkocht en denk aan de zaterdagmarkt. Ik hoor de muziek en zie beelden. Toch zit ik op de stoel. Tevreden kijk ik naar buiten, mijn gedachten enigszins negerend. Zo maar. Met een gevoel van genot kijk ik naar de rij bloeiende planten, op de rand van de waranda. Wanneer het minder koud was lag ik nu in mijn hangmat. Die tijd ligt op de loer om als dagelijkse kost de komende maanden . Ik zit buiten. Vier kagen kleding maken het aangenaam. Alleen mijn voeten voelen wat kil. Geen zin mijn slippers te verruilen voor de (uit Nederland meegenomen) sloffen. Het is zacht. Koud voor hier, maar vandaag kwam de maximum temperatuur in Nederland niet hoger dan de afgekoelde wereld op de thermometer aan geeft. Mijn benen doen pijn. Pijn tot onder in mijn rug, waar mijn hernia zit. Soms zou ik mijn benen willen afschroeven. Pijn went wel. Je wordt er alleen zo moe van. Mijn eerste lading pillen zitten alweer in mijn lichaam. Onvoldoende om een succesvol resultaat te geven. Daarvoor heb ik straks mijn tweede lading nodig. Straks. Nu zit ik. Een auto passeert in het donker, zonder verlichting. Er zijn nog Turken, die er in geloven dat wanneer je de lichten gedoofd laat je accu niet leeg raakt. Mijn accu is nu een beetje leeg. Vreemd, nergens zin in hebben en toch heel tevreden te zitten. Een relatief nieuwe ervaring. Eentje, die mij wel bevalt. Ook wanneer ik wel iets die, beweeg ik mij rustig. "Haast" is uit mijn woordenboek geschraapt. Ook "stress" valt nu onder de kleine lettertjes.

Ik sta op. Ga lopen, gelijk een leeuw in een kooi; rondjes. Dan voel ik minder en zakt de pijn weer even. Vervolgens ga ik weer zitten. Zo maar. De avond gaat ook zo maar voorbij. Een sigaret en een slok. Eigenlijk spreekt een heel tevreden man. Nee, de tevredenheid is het euvel niet. Het zijn de kaatsballen in mijn kop. Niet dat ik aan problemen denk. O nee, mijn gedachten zijn juist positief. Gericht op de toekomst en het genieten van het nu. Inmiddels heb ik mijn "bomgordel" stevig om gedaan. Ik noem het mijn "bomgordel", omdat het strak om mijn middel zit. In het vliegtuig moet ik dat niet te hard zeggen. Dat zal vast en zeker tot problemen leiden, maar hier thuis is het gewoon mijn "bomgordel".

Ondertussen is de CD afgelopen. Ik heb muziek gehoord. Een kakofonie van geluid meer. De Four Tops heb ik er niet in herkent. Gewoon een brei prettig geluid. De kat slaapt buiten op de stoel, de hond binnen op de bank. Nummer drie ligt al op bed. Letterlijk. Slapen, ondanks dat mijn ogen half dicht vallen heb ik nog geen slaap. Geen zin naar bed te gaan. Ik geniet. Met half gesloten ogen loop ik of ik stevig geblinddoekt ben. Ik wankel. Loop tegen van alles aan. Ik ben er aan gewend. Zijn er dingen die je wel mag denken en denkt, maar niet mag doen of zeggen, vraag ik mij al rondjes draaiend af. Plegen wij niet de grootste misdaden in onze hersenen? Verfoeien, vermoorden we niet in onze gedachten? Natuurlijk, allemaal doen we dat. Onze eigen individuele wereld. Maar goed dat gedachten niet meer dan een hersenspel zijn. Een hersenspinsel. Zou ik het kunnen, vraag ik mijzelf af. Mijn bewegingen worden steeds spastischer. Ik zit. Zo maar, maar neem even zovele houdingen aan, als gedachten die door mijn kop schieten. Toch gaan mijn gedachten niet uit naar de pijn. Welnee, dat draag ik wel met mij mee. Gewenning. Kan ik twee parallelle gedachten hebben? Gezien het gestuiter vrees ik van wel.

Langzaam lijken mijn gedachten zich wat te ordenen. Dat zal zeker de toegeslagen moeheid zijn. Vandaag immers veel gedaan, zeker ook op fysiek gebied. Ik ben geen stil zitter. Met moeite gun ik mij de tijd te lezen, maar andermaal wil ik, nee moet ik, bezig zijn. Al zijn het alleen maar mijn vingertoppen, welke ik beweeg. Toch zijn er momenten dat ik zit. Rustig of onrustig. De wereld in mij opnemend, zonder daadwerkelijk op mijn harde schijf op te slaan. Passief genieten. Inmiddels denk ik zelfs niet meer aan de televisie. Zitten en genieten. Straks ga ik naar bed. Een mooi leven heb ik nu. Dat moet ik erkennen. Een egel rent wispelturig door de tuin, een vleermuis scheert met hoge snelheid langs tal van objecten. In de verte het geluid van een uil. Ik zit. Ik geniet. Zo maar....

maandag 20 april 2015

Een dag....

Haast ongemerkt wordt het nachtelijk zwart donkerblauw en met een even grote traagheid kleurt de hemel flets. De wereld is nog in rust gekeerd, alhoewel de kuikens zich uitrekken, het nachthok uitkomen en wat verveelt door de ren schuifelen. De lucht kleurt steeds feller blauw en plots baadt de wereld in een zee van licht. De zon is al boven de horizon, doch niet zichtbaar. Met het tempo van een slak stijgt hij boven de bergen uit en direct verwarmen de stralen de nauwelijks afgekoelde aarde.

Ik lig nog op een oor. Niet meer voor lang. Mauwend loopt de kat de slaapkamer binnen en wandelt dwingend over het dekbed, onderwijl kruipt de hond naar het hoofdkussen. Krabbelend met zijn poten, zijn snuit zich tegen mijn hoofd duwend. De andere hond ligt te slapen en houdt mij in een houtgreep door dicht tegen mij aan op het dekbed te liggen. Desalniettemin vindt het dierenrijk dat ook ik mij moet overgeven aan de nieuwe dag.

Snel schiet ik wat kleren aan en ren naar de badkamer, voor mijn ochtendplas. De honden en kat schieten de badkamer voorbij, de trap af. Wanneer ik naar beneden sukkel draaien drie dieren om mijn benen, de kat nog immer mauwend. Ik loop naar de koelkast, schenk mij melk in en open de deur. In een hand mijn melk, de ander een stoel verplaats ik mij naar voor de waranda, alwaar de zon haar stralen al ten volle laat schijnen. Met lompe geluiden springen de kuikens van het dak (van het nachthok) op de regen plaats en rennen naar het gazen hek. Ik zit. Kat mauwt, honden staren mij aan of ik een grote eetbare worst ben, de kuikens hippen nerveus en in afwachting heen en weer.

Mijn eerste sigaret, na een slok melk. Het is nog vroeg, ze moeten maar even wachten. Na mijn tweede tabak is de melk op. De dieren zijn amper gekalmeerd, maar mijn eerste beweging om op te staan doet alles weer nerveus bewegen. In de keuken maak ik eerst de bak van de kat klaar. Zelfs nadat het bakje neergezet is blijft dat beest doordringend mauwen, haar voer negerend. De honden lopen inmiddels pal voor mijn voeten zodat ik bij iedere stap bijna struikel. Het toverwoord; eten en de twee schieten naar buiten. Een zeer inadequate reactie. Daar komen ze achter en rennen even hard terug. De kleinste loopt, in zijn enthousiasme, tegen de deur. Vervolgens staart ie naar de deur en blaft er tegen of het een vreemde indringer is. De ander staat sowieso luidruchtig te blaffen, met de voorpoten op de lade, waaruit ik het voer heb gehaald. Met moeite lukt het mij de bakken op de grond te plaatsen en noch voor ik overeind gekomen ben zijn de bakken leeg geschranst.

Met een tweede glas melk en mijn agenda ga ik terug naar de stiel buiten, echter niet nadat ik het bakje resten etensvoer van de voorgaande dag over de kuikens heb uitgestrooid. Zich verdringend om het zelfde stukje voer zet ik mij in de stoel. Een sigaret. Een slok. Ik neem mijn agenda en vul mijn activiteiten van de vorige dag in. Geen dagboek, meer een logboek. Soms handig, anders voor wanneer ik seniel word, maar vooral een tik die ik al decennia met mij mee tors.

De zon brandt al. Vest uit. T-shirt volgt snel. Mijn blote benen kriebelen onder het bombardement van UV stralen. De oudste hond ligt alweer biven, de jongste miet op mijn schoot. De kat is zowaar stil. De kuikens zitten gebroederlijk bij elkaar. Ik neem mijn boek en ga lezen. Onderwijl laat ik mij afleiden. Iedere ochtend zelfde tijd passeren dezelfde mensen. De schoolbussen komen in colonne aangereden. De motor met de bereider met het regenboogkleurige vizier heeft nog steeds zijn uitlaat niet laten maken. De dolmus wacht op zijn passagiere die na enkele minuten met versnelde pas aan gerend komt. Soms staat zij er een tijd en is het busje laat. Soms wacht het busje. Vierde sigaret, volgend hoofdstuk. Langzaam keert de rust weer. Een ieder lijkt op de plaats van bestemming.

Inmiddels ben ik alweer bijna twee uur op. De tijd vliegt, het boek spannend en tijd voor koffie. Ondertussen ringelt mijn telefoon; Facetime. Tijdens de koffie een gesprek. Onderwijl roep ik twee maal "good morning", eenmaal naar onze Zweedse buurvrouw, andermaal de buurman.

Het gesprek is afgelopen. De koffiemok leeg. Alle dieren lijken afwezig, zelfs de kat is stil. Ik sta op, breng de mok naar de keuken, neem mijn tekenspullen en installeer mij aan de tafel op de waranda. Mijn lange broek is inmiddels verruilt voor een korte.



Enkele uren zit ik te tekenen. Geconcentreerd en balend dat mijn materiaal inferieur van kwaliteit is. Toch weet ik een resultaat neer te zetten. Meestal geven de wijzers van de klok aan dat het rond een uur is. Mijn portemonnee schuif ik in mijn achterzak en ga op pad brood te kopen. Het heerlijk verse brood snijd ik. Het kontje gaat naar de honden, die alweer voor de voeten lopen of mij debiel aanstaren. Dat moet ik ondergaan tot alle spullen weer op het aanrecht gedeponeerd zijn. Met mijn bordje steven ik weer op de plastic zetel af. Soms is het al zo warm, dat ik mijn brood in de schaduw van de waranda nuttig. Nu niet. Buiten. Vier ogen staren mij aan. De kat rolt zich in de warmte van het stenen pad. De kuiken lopen nerveus achter het gaas. Nadat mijn brood op is krijgen zij stukjes kaas. Vaste prik, ze wachten er op.

Terwijl ik de buitendeur op slot draai, draaien de honden nerveuze rondje om hun eigen as. Wat ik ook aan geef, het gedrag veranderd niet, tot ik met beide benen over het hekje gestapt ben. Ik draai de fiets en duw de handel van de versnelling weer naar benden, open het ijzeren hek en loop naar de stoeprand. Ondanks dat het een damesfiets is zwaai ik moeizaam mijn rechterbeen over het zadel. Ik zet mij af en laat mij rollen. Stijl is het niet, maar het gaat naar beneden. Haast heb ik niet, dus trappen is een overbodige inspanning.

Bij het kantoor eerst de wederzijdse uitwisseling. Dan pak ik wat ik nodig heb en loop naar de marina. Via de loopplank ga ik de boot op, die ik die dag onder handen neem. Schuren en lakken is mijn bijdrage aan het bedrijf van mijn zwager. Lang ben ik niet bezig, soms een uurtje, een enkele keer drie, of vier, uren. Met dezelfde sukkeldraf trap ik weer huiswaarts. Trappen is nodig, daar het nu met vals plat om hoog gaat. Uitgeput kom ik thuis. Het metaal van het hek wekt de honden. Enthousiast komen zij mij tegemoet, alhoewel eentje zijn aandacht halverwege alweer kwijt is. De ander reageert of ik na drie weken weer thuis kom. Wanneer alles tot rust is gekomen en ik een glaasje water heb genuttigd neem ik de boodschappentas. Dezelfde rituelen, als naar de bakker en naar kantoor, volgen. Zelfde slakkengang richting dorp. In mijn hoofd neem ik het boodschappenlijstje door om te bepalen welke volgorde ik de winkels bezoek. Deze ga ik een voor een langs. Inmiddels kent men mij. Ook op straat word ik gegroet en groet ik. Een praatje hoef ik meestal niet te maken, vanwege het taalprobleem. Van de Tangas naar de middenstander, de tabakszaak naar BIM. Afhankelijk van de hoeveelheid boodschappen kies ik de route naar huis. De snelle route is met het valse plat. De andere weg is vlakker, ook iets langer.

Thuis gekomen word ik natuurlijk weer besprongen door de honden. De aandacht van een van hen is wederom snel weer verdwenen. De kat komt mauwend aangelopen en de kuikens kijken mij wat suf aan, vanaf het landje waar zij zich vrij kunnen bewegen. Een gat in het hek geeft hen die ruimte.



Boodschappen opruimen. Tas ophangen. Mail checken, veelal een teleurstellende activiteit. Enerzijds aangaande de inhoudelijkheid van de mails, anderzijds omdat de leuke mails meestal beperkt zijn. Een glas cola. Meestal met twee paracetamol, omdat ik tegen die tijd weer aardig last krijg van mijn hernia. Dan kruip ik in mijn hangmat. De Judasboom (waar de hangmat aan een kant aan hangt) beweegt kort of er een storm heerst, tot de hangmat uitgeslingerd is.  Niet lang daarna lig ik te ronken.  Meestal een half uurtje, hooguit een uur. Ik sta op en begin mijn weer voorzichtig in te pakken; een T-shirt onder mijn overhemd. Vervolgens is het tijd weer bij te komen in het wereldse. Nieuws ontbeer ik, maar via Facebook consumeer ik toch het een en ander.

Daar waar de zin haar laatste stralen in de tuin werpt zet ik mij neer op de plastic stoel, met een biertje en chips. Binnen is het fris. De zon verlaat met haar stralen al snel de muren van het huis, waardoor het huis onprettig koel is. Behalve in de echt warme periode van het jaar. Twee honden zitten mij aan te gapen. De verleiding kan ik nimmer weerstaan en geef de arme stakkers hun stukjes chips.

Dan verdwijnt ook daar de zon. Nu gaat er een vest aan. Langzaam is het weer tijd de dieren te voeren. Een vast ritueel met vaste onderdelen. Nog meer Facebook, mail of ik schrijf wat. Of verdiep mij in een boek. De afwas is inmiddels gedaan. De tweede keer vandaag. Dat moet wel, wil het in huis geen wolk van vliegende insecten geven. Langzaam gaat de zon weer onder. De kuikens houden zich al op in de buurt van de ren. Wanneer ze binnen zijn drentel ik naar het landje en plaats een plank voor het gat. De kippen kunnen er niet uit, maar vooral de egels kunnen niet naar binnen. De schildpadden zijn gelukkig te breed. En te onhandig. Bij de eerste kennismaking van de kuikens met de schildpad waren  de kippen in paniek. Bij paniek rennen zij naar de ren. Soms het hele veld over, waarbij goed te zien is hoe snel een kip kan zijn.

Ondertussen is mijn korte broek alweer vervangen voor een lang exemplaar. Met name wanneer de zin juist onder is. Wordt de wereld even kil om later een aangename avondtemperatuur vast te houden. De klok gaat al richting negen uur. Vol twijfel loop ik naar de keuken. Meestal is het afhankelijk wat er aan niet bevroren vlees is om het menu samen te stellen. Ik kook mijn maaltje, neem alles naar buiten en nuttig het. Twee honden staren mij met treurige ogen aan, de kat loopt mauwend over tafel. Soms ga ik lezen, soms schrijf ik wat. Tot mijn lijf weer gaat opspelen. De diepe pijn in mijn benen, de rusteloosheid in mijn bewegingen om de pijn te verbannen, gepaard met forse scheuren in mijn rug. Vrijwel geen enkele avond leef ik zonder die klachten. Ik ben er aan gewend geraakt.

Buiten. Behalve de elektrische verlichting branden twee olielampjes. De rand van de waranda ziet er vrolijk uit, maar geeft ook een gevoel van een zekere geborgenheid. Ik sta op en loop. IJsberen lijkt het. De nacht is gevallen. De jongste hond blaft. Blaft de hele tijd. Op alles, tot ik hem weer eens vermaan naar binnen te gaan. Wat verwuft drentelt ie dan inderdaad naar binnen. Echter nooit voor lang. Soms komt de andere hond van biven een gerend. Een hoge schrille blaf uitstotend. Pijn aan de oren, vooral ook door de galm van het trappenhuis. Tot ook zij het blaffen moe worden en eindelijk een plekje zoeken om zich te ruste te leggen.

Ik neem mijn medicijnen, rook er nog eentje en ijsbeer door de tuin. Ik bind mijn "bomgordel" (elektrische gordel voor mijn rug) aan. Elf uur, of tegen twaalven. De kat pit. De oudste hond verwarmd het dekbed en de jongste houdt mij nauwlettend in de gaten. Die komt in actie wanneer ik de lichten doof. Wacht bij de deur, loopt achter mij naar boven en wacht aan de zijde van het bed, tot ik mijn hoofd op het kussen heb laten vallen. Ik stop mijn "bomgordel" in het stopcontact. Lekker warm en gaat vanzelf uit. Misschien slaap ik vannacht door. Wellicht. Word ik weer wakker en moet er uit. De dag is voorbij. Alles stil en ik zink weg in dromenland.

vrijdag 17 april 2015

ASVB

Het Nederlandse sociale stelsel. Sinds januari dit jaar heeft de SVB (Sociale Verzekeringsbank) er een aantal taken bij. Sinds januari is het een puinhoop. O ja, hoor er is een keurige site, waar alle informatie te vinden is. Het enige is dat zij die informatie geheel niet waar maken. De SVB is er voor het uitbetalen van een aantal uitkeringen (waaronder gemeentelijke) en een aantal zorg betalingen, die onder de WMO zijn komen te vallen, waaronder ook een deel van de PGB betalingen.

Om te beginnen was de informatie vooraf uitermate gebrekkig. Dat betekent dat de SVB in de eerste maanden koortsachtig in de weer is geweest alles in orde te krijgen. Nu denk je, dat wanneer iets in orde is, het ook geregeld is. Neen dus. En via mail zijn ze niet bereikbaar, althans wordt niet gereageerd, en telefonisch moet je engelengeduld en een paar dagen de tijd hebben.

Op de site staat bijvoorbeeld dat de zorgverleners binnen 2 tot 5 dagen na hun declaratie de overboeking kunnen verwachten. Dus binnen tien dagen heeft men het geld ontvangen. Mooi niet dus. In januari ging het goed, februari, betaling pas in april. Maart, ruim over de helft van de maand. April, nog niets!

Nu staat er wel ergens op hun site dat ze begrip vragen voor het feit dat het erg druk is en er achterstand is... Wij moeten dus wel begrip hebben voor een Sociale bank, maar blijkbaar heeft die bank geen begrip voor haar "klanten". Immers sinds januari zijn diverse kleine bedrijfjes en ZZPers afhankelijk van hun betaling, voor geleverde diensten, van de SVB. En die krijgen nu problemen met rekeningen, betalingen en zelfs het levensonderhoud. Kortom, de politiek heeft het handig gedaan en de SVB is niet voorbereid op haar klus. Rutte 2 heeft wederom Nederland een stapje dichter bij een aso staat gebracht. Van een bank als de SVB mag je toch verwachten, net als bij iedere grote en professionele organisatie (zeker wanneer dit van de overheid is) de boel op orde te hebben? Neen dus. Kortom, bij deze doop ik de SVB om tot ASVB (asociale verzekeringsbank). Om ziek van te worden... Maar zorg vooral niet ziek te worden in Nederland. Dat wordt steeds duurder....

maandag 13 april 2015

In de vreemde; verbazing (34)

Eigenlijk zit ik vol verbazing. Voor de tweede keer ben ik hier alleen. Alleen in dit huis. Een half jaar geleden ongeveer, dat Reina in het ziekenhuis lag. Nu, dat Reina in Nederland is. In die, relatief, korte tijd is er veel veranderd. Meer, dan het dagelijks leven zich aan laat zien. Het zit vooral in kleine dingen, alles bij elkaar best groot.

Een half jaar geleden zat ik in een kaal huis. In de avond soms ook een kil huis. Overal tegelvloer, ongezellig en weinig licht, niet echt veel sfeer. Ik maakte er het beste van, maar er ontbrak heel duidelijk iets. Ik kocht toen een laag rond rafeltje. In een andere winkel kocht ik een kleedje, zodat er in ieder geval een tafeltje in huis was. Inmiddels staat het tafeltje op de werkkamer. De werkkamer, toen nog een kille slaapkamer. Slapen doen we nu in een andere kamer. Nog steeds op de grond, maar rond de matrassen liggen nu Turkse lopers. We hebben bedlampjes. Het ziet er gelijk heel anders uit.

De woonkamer heeft ook een zekere metamorfose ondergaan. Er staat nu een kachel, een bank, er ligt een kleed en drie nieuwe tafeltjes completeren de inrichting. Er hangt wat aan de muur, gaten zijn dicht. Er staan zelfs twee planten in huis. Kleine subtiele veranderingen. Sommige zaken aangeschaft, andere  zelf gecreëerd. Het ziet er zoveel beter uit, en dat voor een habbekrats. Gratis, tweedehands of goedkoop. Over de rode stoelen ligt nu een kleed.

Buiten... Een plastic kleed en vooral planten. Allemaal krijgertjes, op een duizendschoon van 50 cent na. Een paar olielampje en een bol van aan elkaar gelijmde bekertjes om wat eerst een kaal peertje was.

En dan de kippenren. Langs de warande lopen nu vier kuikens. Eerst klein, nu al echte krielkippen. Alleen Peppa, zij is niet meer.

Tot nu toe een opsomming van het praktische, materialistische, veranderingen. Absoluut een belangrijke bijdrage tot het levensgenot. Echter, ook op het immateriële vlak is de wereld zo totaal anders dan een half jaar geleden. Inmiddels kennen we de weg hier. We kennen mensen. Hebben een verblijfsvergunning en een bankrekening. Mensen komen langs en wanneer ik naar het dorp ga groeten diverse mensen mij, en omgekeerd.

Een half jaar geleden voelde ik mij eigenlijk best verloren, hier zo in mijn eentje. Nu heb ik mijn tijd goed gevuld. Ik heb van alles te doen. Mensen komen langs, ik bezoek anderen. Er liggen klussen te wachten, je zou haast zeggen, dat ik tijd te kort kom. Overdreven natuurlijk, ondanks dat ik mijn tijd gevuld heb is het niet correct te zeggen dat ik het ook druk heb. Het tempo ligt hier anders. Wachten is soms een bezigheid op zich. Het regelen van een geautoriseerde machtiging duurt een halve dag... Op z'n minst. En voor die halve dag ben je een aantal keer bezig, die halve dag voor te bereiden. Er zijn meer pauzes, de pauzes zijn langer. Het is een hele andere manier van leven. Ja, het verbaast mij hoe snel alles is gegaan. Ondanks dat we soms het gevoel hebben dat hier niks gebeurt, we nooit ergens komen, en het misschien allemaal wat eentonig is, hebben we misschien wel meer ondernomen dan het laatste half jaar in Nederland. Dalaman, Ortaca, Fethiye, we komen er met enige (on)regelmaat. We zijn in Muğla geweest, hebben wegen in de omgeving verkend. Twee keer mee gedaan aan een protestactie en het festival van Kaya Köy mee gemaakt. Huizen gekeken, makelaars bezocht en etalageruiten vet gemaakt met onze vingers. Heel glooiend is dit alles ons keven binnen gekomen. Fikret en Eminee die een avond heel gezellig langs zijn geweest en waar wij de jaarwisseling hebben doorgebracht. Janer, een jonge jongen die regelmatig spontaan even langs komt. De buren, anderen.  En dan kijken we elkaar soms aan, dat we het leven hier wat saai en eentonig vinden. Hoe saai wil je het hebben? In vergelijking was ons leven in Nederland een stuk saaier. Nee, niet saai, maar zoveel anders. Verbazing dat we zo geïntegreerd zijn, ons zo thuis voelen, het leven zo hebben aangepakt. Nu ik hier weer alleen zit realiseer ik mij dit alles. Maar de grootste verandering is wel die van het perspectief. Een half jaar geleden waren we nog moegestreden. We zagen niet echt een toekomst. Wel telkens de problemen, waar wij ook regelmatig mee geconfronteerd werden. Op diverse manieren. Een half jaar geleden hadden wij vooral hoop... Hoop dat de val enigszins beperkt zou blijven. En nu... Nu hebben we perspectieven. Huis verkocht, zorgen voor het meerendeel voorbij. Opluchting en nieuwe energie spelen ons parten. Positief! We hebben ideeën, zijn actief, zijn constructie. Behalve de directe geldzorgen die eindelijk voorbij zijn ook nieuwe plannen. We gaan naar het dorp in de bergen; Gökçeovacık. Een leuk huis, mooie lap grond en vooral: ideeën!

Ik verbaas mij over die omslag. Verbazing over het feit dat het een feit is, dat de jaren strijd, vooral het laatste jaar, voorbij zijn. Dat we vrij zijn en ons verlies met geheven hoofd dragen. Het had immers nog erger kunnen zijn. Nee, we hebben genoeg om met nieuw elan weer echt te gaan bouwen. Bouwen in de letterlijk betekenis van het woord, maar zeer zeker ook figuurlijk gesproken. Ik zal haast zeggen: we zijn weer terug bij wie wij waren.... Ongeloof dit positieve om ons heen waar te nemen. De schuchterheid deze realiteit te erkennen. Straks komt Reina weer terug. Net als een half jaar geleden, vertrok zij zonder bekend was wanneer ze terug zal komen. Nu komt ze terug in een andere wereld. Samen gaan wij die wereld een invulling geven. Ik ben heel erg blij verbaasd.....

woensdag 8 april 2015

De Speeltuin

Naar aanleiding van een reeks tekeningen heb ik verhalen geschreven, die aansluiten bij de tekeningen. Inmiddels heb ik bij alle tekeningen een verhaal geschreven. Een verhaal over de tekeningen, maar vooral over de herinneringen aan mijn jeugd in Santpoort. Al schrijvende komt er meer boven drijven aan oude herinneringen en de dingen die voorbij gaan, of gegaan zijn. Omdat ik nog vol zit heb ik besloten door te gaan en meer verhalen te vertellen over het dorp waar ik geboren ben.





Tante Eef, een begrip. De speeltuin, een begrip. Ver weg, vlak naast het winderige station van Santpoort, tegenover het veldje van Nijssen. Daar was de speeltuin, onder de enige hoge flat van het dorp. Tante Eef is voor de jeugd, een generatie later. In mijn jeugd had je ook een "tante" van de speeltuin. Destijds was er ook een man bij, hoe we hem noemden is mij ontschoten. De speeltuin was "best" groot, verscholen achter een bossage en een hoog hek. Vooral het geel, aangevuld met rood staat mij nog bij. Van de speeltoestellen eigenlijk alleen de hoge glijbaan. Het glijgedeelte was van hout. Je kon naar beneden op je broek, maar er waren ook kleedjes om te glijden. Ik durfde echter amper omhoog.

Ik kwam wel in de speeltuin, maar ben er nooit erg veel geweest. Het hele dorp was immers een speeltuin. Naast de officiële speeltuin was een wat groter bosje. Daar waren tal van paadjes, alwaar we speelden en op onze fietsjes rond crosten. Bij de Roos en Beeklaan (verderop) waren bosjes, voordat de MTS er gebouwd werd. Voor de drive-in woningen was een heel veld, waar je kon spelen, en natuurlijk in de tuin bij van Veen. Bij het spoor, in het bos, het schoolplein en de straat. Overal konden we spelen, dus eigenlijk hadden wij helemaal geen speeltuin nodig.

Spelen op straat was geen probleem, de enkele passerende auto lette wel op, alhoewel wij dat ook wel deden. "Stoeprandje" was een spel wat vrij ongemoeid kon plaatsvinden. Nu zal dat niet meer lukken; te veel auto's die geparkeerd staan, of te druk verkeer. Wij speelden het regelmatig. In de winter was er sneeuw. Ik herinner mij nog een winterse dag. Kinderen van de Juliana van Stolbergschool en kinderen uit de buurt rolden samen enkele reusachtige sneeuwballen. Daarmee werd de weg geblokkeerd. Gewoon, voor de lol. Zelfs de bus (nog een grijze bus van de NZH) kon er niet meer langs. Alle kinderen verstopten zich tijdig. Uiteindelijk is de bus in zijn achteruit gegaan, keerde bij het perk en reed een straatje om. Met sleetjes achter een auto was ook de gewoonste zaak van de wereld. Nee, de speeltuin was eigenlijk niet nodig. Daar spelen betekende vooral snoep of ijs, want dat kon je daar van je schamele zakgeld eigen maken. Maar zo veel keus als bij kruidenier van Dam, dat was er niet.

Vlak bij de speeltuin ligt het station van Santpoort Noord. Ik neem aan dat dit ergen eind haren vijftig is aangelegd. Voor zover ik weet was het er namelijk altijd al. Een vreselijk station. Zeker voor die tijd super modern. Het was echter vooral een kil en afstandelijk tochtgat. Bij het tunneltje speelden wij weer wel. Het station meden we.

Mijn vader werkte in Amsterdam. Regelmatig nam hij de trein. In de vroege ochtend bracht mijn moeder hem naar het station. In nachtkleding (nachtpon), sloffen en een overjas. Omdat het nog voor schooltijd was reed ik vaak even mee. Wanneer hij op tijd was haalde mijn moeder hem weer op. Nu aangekleed. Ik ging weer mee en wachtte dan op het perron. Wanneer de trein halt hield gokte ik welke deur hij uit zou komen. Wat zat ik er vaak naast....

In de nachtelijke uren werden wij ook binnenshuis aan de trein herinnerd. Lange treinen reden langs, vol basaltblokken, die ons zelfs in bed deden schudden. Een hele tijd, iedere nacht. Met de beton blokken zijn de lange pieren in IJmuiden aangelegd. Aardbevingen kende ik destijds nog niet. Inmiddels weet ik dat iedere passerende basalttrein minstens een kleine aardbeving veroorzaakte. We woonden toch minstens vierhonderd meter van het spoor verwijderd...

Ik had ook twee vriendjes in Santpoort Zuid. Met hen speelde ik behalve in het bos, ook bij het spoor. Een minder leuke herinnering. Mijn eerste ervaring met de dood; iemand was voor de trein gesprongen... Wij zagen het lichaam (de stukken) vlak na het ongeval. Later ook hetzelfde bij station Santpoort Zuid. Het vreemde is dat ik, hoe jong ik ook was, of juist net omdat ik zo jong was, er niet eens zo van streek van was.

De trein, Santpoort, het station. De speeltuin. Daar tegenover ook een veldje van Nijssen. Langs de weg om Santpoort hadden ze een grote hooiberg staan. Jaar na jaar. Maar natuurlijk was er een jaar de fik in gekomen. Veel rook. Prachtig, vond je dat als kind, de brandweer heeft lang staan spuiten. Dat soort sensatie momenten, daar smulden wij van. Ook wanneer er iemand in de speeltuin ergens af lazerde trok dat ieders aandacht en prikkelde het individuele sensatiegevoel. In de nieuwe drive-in woningen woonden ook twee vriendjes, Roelof en Wouter. Beiden uit de klas. Roelof was klein en een enorme geinponem. Wouter daarentegen wat langer, beetje bleekjes en (zoals we nu zouden zeggen) een nerd. Hij is vast later iets met biologie gaan doen. Wanneer ik met hem was ging het over dieren. Hij verzamelde insecten, waaronder wandelende takken. Wij hadden ze ook, bij ons thuis in de klimop. Ik vond het wel boeiend met Wouter. Met hem ben ik ook naar de speeltuin geweest. Maar meestal zaten we in het bosje er naast. Niet op de fiets, maar met een doosje en een loep. We verzamelden van alles en Wouter hield alles wat wij gevangen hadden. Daarna  bracht hij de nieuwe exemplaren naar zijn slaapkamer. Zijn kamer was een waar biologie lokaal. Ik mocht Wouter wel, ondanks dat het een wat vreemde knaap was. En hij stak mij ook deels aan. Niet dat ik allerlei insecten ging houden, maar de wandelende takken stonden ook bij mij thuis in een potje. Die vond ik immers wel erg apart.

De uithoek, waar de speeltuin in feite lag, was voor ons bereikbaar. Zo bereikbaar dat ik daar en in de directe omgeving (er was ook een vijver tegenover de speeltuin) vrij vaak kwam. Überhaupt konden we ons, als kinderen, vrij bewegen door het dorp. Je ging overal zelf naar toe, je wist waar je uit moest kijken en waar je op moest letten. Ouders gingen zeer zelden mee. In tegenstelling tot de tegenwoordige tijd, dat bijna alle ouders de kinderen naar school brengen en er tal van restricties zijn waar zij wel en niet heen mogen. Wanneer de school uit ging, waren er vrijwel alleen kinderen op straat.



Het gevaar van spelen buiten was aanwezig. Je werd er voor gewaarschuwd en het ging ook wel eens mis. "Daar leer je van", was de alom reactie van ouders. Van alle wondjes en kneuzinkjes heb ik inderdaad geleerd. Alhoewel, jaren achtereen had ik wel iets met mijn vingers. Niet voor niets dat mijn vingertop er ooit afgeknipt is. Kneuzingen, zweren, open wondjes... Alles heb ik wel gehad. Doordat je door speelde in het zand en de bosjes bleven de wondjes vaak lang aanwezig. Dat maakte eigenlijk niet uit. Het genas toch wel.

In onze jeugd waren wij vrij. Naast het buiten spelen, speelde ik ook frequent bij vriendjes (en vriendinnetjes) thuis. Natuurlijk met autootjes, maar ook speelden we boerderijtje en natuurlijk doktertje. Op de Gedempte Oude Gracht (in Haarlem) was een speelgoedwinkel waar je een gigantische keuze had aan (plastic) dieren. Exotische dieren, maar ook boerderij dieren. Het was de tijd van de Dinky Toys en Gorgi. Lego was in opkomst, maar nog zeer beperkt in de variatie van stukjes. Maar alles bij elkaar hadden we genoeg om fantasierijk ons spel te spelen. Een nadeel. Met de Dinky's speelde we ook "ongelukje". Door ze met een hamer te bewerken maakte je de ongevallen realistischer... Achteraf is dat wel een zware jeugdzonde geweest......



maandag 6 april 2015

Prikkers: De ruïne van Santpoort

Prikkers: De ruïne van Santpoort: Natuurlijk had ik ook de ruïne van Brederode getekend. Er is dus nog wel een herinnering op te halen aan een tekening. Soms ontbreekt even a...

De ruïne van Santpoort

Natuurlijk had ik ook de ruïne van Brederode getekend. Er is dus nog wel een herinnering op te halen aan een tekening. Soms ontbreekt even aan het overzicht. Geruime tijd geleden heb ik overigens al een uitgebreide blog geschreven over Velserend. Uit reacties blijkt deze blog nog steeds gelezen te worden, dus bij mijn herinneringen aan de ruïne van Brederode zal ik niet verder over dit zwembad uitweiden.

Als eerste de ruïne. In mijn jeugd een gesloten bolwerk, wat je alleen vanaf afstand kon aanschouwen. Toen (en nu nog steeds natuurlijk) prijkte de onwrikbare stenen pontificaal tussen de bomen, aan de achterzijde van een groene weide. Grazende koeien. Ook dat beeld is nog steeds niet volledig geschiedenis. Tegenwoordig is de ruïne opengesteld voor publiek en in en om het oude kasteel vinden diverse activiteiten plaats.

Als kind alleen dus de blik op afstand. Je zag die hopen steen en fantaseerde hoe het er uit moet hebben gezien. Doordat ik als kind al in het buitenland kwam had ik al enkele oude kastelen bezocht waardoor enig idee bestond over de leefwijze en inrichting. Ook het Muiderslot had ik, als toonbeeld van de Middeleeuwen, al een keer bezocht. Na het zwemmen gingen we dan thuis riddertje spelen. In mijn jeugd was koninginnedag nog een spektakel met een echte kinderoptocht. Een keer hebben we (ik heb mee geholpen!) een ridder gemaakt. Van kippengaas een geraamte. Dit werd overspannen met jute en er werd een hoofd op gemaakt. Aan de zijkant hingen twee met stro gevulde benen. Zelf droeg ik een cape van jute en een zwarte hoed. In het paard zat een gat. Daar ging ik doorheen en droeg het paard met banden, als men een rugzak torst. Diverse mensen vroegen aan Alfred (mijn jongste broer die met mij mee liep) hoe dat nou in elkaar zat. Mijn voeten zag je namelijk niet. En hij maar uitleggen. Ondertussen ging de optocht maar door. Het paard werd zwaarder en zwaarder en de banden sneden in mij schouders. Sommige mensen reageerden verontwaardigd dat ik niet de eerste prijs had gewonnen, met deze creatie. Voor zover ik herinner had ik de zevende prijs (en een eervolle vermelding). Bij het kolenhok, achter in de tuin, heeft mijn vader foto's gemaakt. Naast mij Jan Wiebe van Veen, die als ridder te voet de optocht mee liep. Ja, in die tijd maakte men nog veel werk van de verkleed optocht van de kinderen. Een paar weken werk was geen uitzondering. Tegenwoordig wordt er nauwelijks meer echt iets van gemaakt. Makkelijk en snel met hoog resultaat is wat de klok luidt. Ook worden de optochten minder en minder, soms heeft het muziekkorps (dat voorop paradeert) meer mensen. Gelukkig lopen tegenwoordig de ouders mee (vroeger overigens niet), waardoor de optocht tenminste nog op iets lijkt.

Dus een keer was ik de ridder van Brederode...



De ruïne prikkelde de fantasie. Bleef boeien, wellicht door de grote afstand die letterlijk geschapen was. Overigens was de ruïne een enkele keer wel geopend. Ik ben er als kind dan ook een keer binnen geweest. Nou, mijn fantasie kreeg de vrije loop en sloeg volledig op hol.

Een heel andere herinnering, voortkomend uit het plaatje van de ruïne is de gang naar het strand. Op de fiets door Duin en Kruidberg. In die tijd waren er nog veel konijnen in de duinen. Bij de boerderij ging je naar binnen. Eerst fietste je door een mooi bos, dan werd de begroeiing dunner. Struikgewas afgewisseld met dennenbomen luidde het duinlandschap in. Zeven duinen moest je over op de fiets. Soms een helse tocht. Aks kind waren sommige duinen stijl, maar de grootste vijand was het fietspad, geplaveid met schelpen. Krakend fietste je er over heen, maar bij een klim schoten de schelpen onder je banden weg. De uitdaging was alle duinen in een keer te "halen". Natuurlijk iets wat op een gegeven moment ook daadwerkelijk lukte. Bij de laatste duin werd de fiets geparkeerd en te voet door het mulle zand de laatste, stijle, duin over. Dan was je op het Santpoortse strand. Een zonnebader ben ik eigenlijk nooit geweest. Ik was aan het graven, bouwde kastelen, en hoopte dat ze bij de opkomende vloed zouden weerstaan. Iets wat nooit lukte. Bij iedere golf brokkelde er weer een stukje van mijn kasteelmuren af. Ieder strandbezoek weer werd een poging gedaan. Telkens de teleurstelling. Met handen gegraven, heel soms hadden we een schep mee, maar de zee won altijd.

Een enkele keer gingen we met mijn moeder. Dat mijn vader mee ging was een uitzondering. Het meeste ging ik met de familie van Veen mee, en later ook met mijn broers. De familie van Veen was een actief gezin. Regelmatig trokken zij er in het weekend op uit. Alfred (mijn broer) en ik gingen met regelmaat mee. In de zwarte Mercedes, met een snelheidsmeter die als een balk opzij schoof en van kleur veranderde. Een wonder in mijn ogen. Pa van Veen was ook actief lid van de PvdA (mijn nest was overigens erg liberaal; VVD). Een keer ben ik mee geweest met campagne. Landelijk of lokaal, dat was een te grote nuance voor die leeftijd. Bovendien was dat oninteressant.  Nee, dat de auto volgeplakt was met posters en op het dak luidsprekers muziek in de rondte schalde, dát was pas interessant.

Jan Wiebe en ik deden veel samen. Door hem ben ik zelfs een blauwe maandag gaan voetballen bij de Terrasvogels. De bal raakte ik nooit, wel andermans benen. Verder vond ik het altijd veel te koud. Lang heb ik die sport niet uitgeoefend. Wel ben ik de enige keer van mijn leven naar een echte voetbalwedstrijd geweest. Met van Veen natuurlijk. Een wedstrijd van Telstar, met keeper Heinz Stuy. Ook vanaf de tribune had ik weinig op met die sport. Daarna ben ik gaan hockeyen. Eerst bij Strawberries en later bij HBS (Houdt Braaf Stand). De korstte weg naar HBS was over de Brederodelaan. Toch nam ik zeer regelmatig de omweg lang de ruïne. Meer op de terugweg, dan op de heenweg. De reden was voornamelijk dat ik mij normaliter haastte om op tijd te komen.



Vrij letterlijk is het rondje kompleet en ben ik weer bij de ruïne uitgekomen. De verleiding toch iets over Velserend te zeggen kan ik niet weerstaan. In de bocht, bij het weiland voor de ruïne was de fietsenstalling. Op mooie dagen barstens vol. Dan, waar ongeveer nu de entré van de sauna is, was de ingang. Rechts de kassa. De doorgang was open, maar overdekt. Rechts was dan de snoeptent. Naast het zwemmen was de snoep erg belangrijk. De voorkant zag er aantrekkelijk uit, waarschijnlijk ook vanwege de levendigheid die er regelmatig was. De hele omgeving paste. De ruïne, Velserend met haar entree en het hotel restaurant, naast het zwembad. Een mooi plaatje. Tegenwoordig is dat beeld helemaal weg. Soms is het jammer, de dingen die voorbij gaan. Het hotel restaurant heeft lang stilgestaan en uiteindelijk door brand verwoest. Een teloorgang, welke mij nog steeds aan het hart gaat.



Het is de verste uithoek van de gemeente en evenzo van Santpoort. Wellicht ook de belangrijkste. In ieder geval speelde het in mijn jeugd een prominente rol. Een baken van mijn jeugd. In gedachte roep ik de beelden van weleer op. Met de ogen gesloten tekent zich een flauwe glimlach op mijn gezicht. Santpoort was een goede plaats geboren en opgegroeid te zijn. Als Santpoorter mag ik trots, of blij, zijn in dat dorp op te mogen groeien. Dat ben ik ook, al wil ik van mijn levensdagen niet meer in Santpoort wonen. Mogelijk omdat het dorp te veel aan herinneringen oproept. Zo geslaagd was mijn jeugd niet. Dat zal ongetwijfeld een rol spelen.

Behalve getekend heb ik de ruïne ook geschilderd. In beide materiaal technieken heb ik mij door Santpoort laten inspireren. De ruïne is een relatief alom vertegenwoordigd onderwerp in mijn schilderijen. Ik raak er niet over uitgepraat en uitgedacht.

Nu wordt de ruïne weer bedreigd. Er is sprake van een mogelijke sluiting. Dan is het weer dat gesloten, levenloze, bolwerk achter het weiland, tussen de bonen. Vorige zomer heb ik er nog een poosje gestaan. Vanaf het hek is het zicht op het massieve gebouw. Net als toen ik klein was stond ik hier. En toch is er veel veranderd,

donderdag 2 april 2015

Het Zwitserse huis

Het Zwitserse huis is niet te verwarren met het Chalet. Santpoort kent twee gebouwen met Zwitserse invloeden. Naast het Chalet staat een stuk verderop het Zwitserse huis. Een beetje als een vlag op een strontschuit, in tegenstelling tot het Chalet, die schitterend in zijn omgeving op gaat. Het Zwitserse huis daarentegen heeft de uitstraling: ik sta hier verkeerd. Door zijn plaats (verlengde van de Hagelingerweg, niet ver van de stoeterij), tegenover het landje van Nijssen. Het staat er pontificaal. Aan de linkerkant het verlaten benzinestation annex garagebedrijf en aan de andere zijde onbenullige huizen en op het hoekje de Weijman. Na de brand van het originele horecapand in een afschuwelijke architectuur herbouwd. Daartussen dat grote witte,afwijkende pand. En eerkijk gezegd, meer dan dat het er staat is mij niet bekend. Uit mijn herinnering was er ook geen verhaal over. Het stond er zo maar. Als op een eiland, turend over de landbouwgronden richting Spaarndam.

Even verderop leeft mijn herinnering weer op. Om te beginnen bij de Weijman, door naar het begin van de hoofdstraat waar boekhandel Erasmus gevestigd was, met juffrouw Hermien. Maar eerst een stapje naar een eerdere blog, waarin ik spreek over garage Jak. Om het hoekje tussen de Weijman en de Adolf van Nassau school. Dit was niet de garage van Jak (die was elders in het dorp), maar de garage van Koster. En het kruidenierszaakje waar wij ons snoepgoed kochten heette Van Dam. Over Koster gingen geruchten dat hij fout had gezeten in de oorlog, iets wat in mijn jeugd nog een levendig onderwerp van gesprek was (wie waren er goed en vooral wie waren er fout), gepaard met veel suggestieve onderbouwingen en vermoedens. De waarheid zal er zijn, maar daar ben ik nu niet meer in geïnteresseerd.



De Weijman was vroeger dé duistere tent van het dorp. Daar gebeurde van alles, wat het buitenlicht niet kon verdragen. Waarschijnlijk ben ik er ooit binnen geweest, maar dat heeft geen enkele indruk op mij achter gelaten. Wel indruk hebben de Hells Angels op mij gemaakt. Ik was al ver in mijn pubertijd dat de Haarlemse Angels (of een tak daarvan) zeer regelmatig in de Weijman vertoefden. In die tijd maakte de groep de hele omgeving redelijk onveilig, maar ook elkaar spaarden zij bepaald niet. Ik liep een keer bij de dorpskerk. Enkele Hells Angels kwamen als los zand mijn richting op gelopen. Van een van hen waren de mondhoeken gescheurd. De onderlip hing erbij tussen een massa bloed. Hij liep daar of hij alleen maar een knal voor zijn kop had gehad. Ze waren te druk met zichzelf bezig om ook maar enige aandacht aan mij te besteden. Gelukkig maar, want iedereen was ook bang voor de Hells Angels. Een van die jongens kende ik trouwens (via een meisje op de middelbare school. Het was haar broer). Een hele aardige, wat simpele jongen. Het feit dat ik hem kende en vooral hij mij kende heeft mij ooit, in de Halve Maan, gered van een flinke ram partij. Weer later kwam ik hem weer tegen. Hij was nog wel bij de Angels, droeg het jack nog, maar verder in "rustte".

Iets verderop was het politiebureau. Een klein onooglijk lelijk gebouw. In de andere helft zat een huisarts of tandarts. Daarna kwam de Stoeterij (let op de hoofdletter) een herenhuis en vervolgens begonnen de winkels van de Hoofdstraat. De eerste winkel was van boekhandel Erasmus. Boekhandel, schoolartikelen, en tekenmaterialen. Meneer Romein (de baas) had een opvallende moedervlek, achterover gekamd donker haar, met grijs aan de vleugels en een bril met dik montuur. Een aardige meneer. Verder werkte daar juffrouw Hermien. In mijn beleving was ze al oud, maar later bleek dit helemaal nog niet zo het geval te zijn. Het was een was grauw ogende vrouw, kleurloos en duidelijk het prototype van de levenslange vrijgezel. Enige seksuele ervaring leek ook volledig aan haar voorbij te gaan (iets wat op latere leeftijd pas tot mijn besef doordrong). Maar Hermien was altijd vol geduld, super behulpzaam en aanwezig. Juffrouw Hermien heeft haar hele werkzame leven aldaar gewerkt.

Ik was nog geen tien, maar kon in ieder geval wel al tellen. In de etalage van Erasmus stond een grote plastic kiepwagen. Wel een halve meter lang met dito verhoudingen. In de bak lagen allemaal viltstiften. Er voor een briefje: win deze auto door het raden van het aantal viltstiften in de bak. Diegene die het dichtst bij het juiste aantal is, is de winnaar.... Etc.

Meerdere keren heb ik voor de winkelruit gestaan. Tellen. Telkens maar tellen. Tot ik begreep dat het niet te doen was. Op dat moment zag ik het patroon. In de chaos van viltstiften was een patroon. Het was duidelijk minder rommelig dan het oogde. Ik doorgrond het patroon en op basis daarvan ging ik rekenen. De uitkomst deed ik in de bus, in de winkel.

Tot nu toe de eerste en enige keer in mijn keven dat ik écht iets gewonnen heb; de kiepwagen was voor mij. Ik had exact het juiste aantal viltstiften opgeschreven! Supertrots was ik en heb nog veel gespeeld met de kiepwagen. Waar het plastic ooit gebleven is, is een raadsel, maar op een gegeven moment had ik hem niet meer in mijn bezit. De kans is groot dat ik hem op een gegeven moment argeloos heb weg gegeven.



Even verder zat de rijwielhandel. Nog steeds, maar nu meer een brommerwinkel. Tegenover had je de kledingzaak van Hop. Het veldje in die driehoek is sinds mensenheugenis het kermisterrein (op de ene kermis na, achter de Vlugthovenstraat). Iedere eerste week van augustus is de Santpoortse feestweek. Een week lang allerlei activiteiten, veel gebaseerd op het grote aantal aanwezige paarden; ringsteken, draverij, koetsen, veiling en agrarische activiteiten zoals de tractorrace. Op woensdag van de ronde van Santpoort (wielrennen) en donderdag het hoogtepunt; de harddraverij, in het andere stuk van de Hoofdstraat.  Voor mij (en welk kind niet) was vooral de kermis het hoogtepunt. Een week lang nog wel.mijn laatste echte kermis bezoek stamt uit 1970. Dat jaar was ik aan beide voeten geopereerd. Ik zat ik het gips en mocht niet teveel lopen. Ik zat in een rolstoel, maar soms mocht ik stukjes met krukken lopen. Op de kermis liep ik met de krukken. Ondanks mijn handicap wilde ik de kermis op normale wijze beleven. Dus ook (met twee gipsen onderbenen) ook de botsauto's. Om mijn gips droeg ik opengewerkte gymschoenen. Het mocht niet deren. Na een paar rondjes was het gips aan de onderkant vrijwel verpulverd. Daarna mocht ik een tijdje mijn rolstoel niet uit. Over de pijn heb ik overigens nooit iets gezegd. Het was immers eigen schuld...



Tegenover de Zwitserse huis lag het landje van Nijssen. De familie Nijssen was een grote Santpoortse familie, allemaal agrariërs, waarvan de meeste in de bollen zaten. Goed katholiek, dus een grote familie. Overal, in en rond het dorp, bezat de familie land en teelden zij bollen. Sommige gezinnen waren meer in het kweken van planten gespecialiseerd en concurrentie van de planten/bomen kweker Loeff. Loeff en Nijssen waren als water en vuur. Beiden waren (in onze ogen) opgeklommen boerenfamilies. Ze leefden boven hun stand door de verworven rijkdom. Een van de gezinnen Nijssen woonde schuin achter ons, in ons "blok". Ze hadden in ieder geval veel zonen, waaronder ook van rond mijn leeftijd. Het waren echte ruziezoekers, charlatans en viezeriken. Ik meed ze aks het even kon. Daarbij had het gezin een hond; Billy. Een lelijk klein scharminkel. Billy wandelde veelal lis over straat. Ik was bang voor honden, wat Billy haarfijn aanvoelde. Ik moest dus niet alleen regelmatig een blokje om naar huis vanwege mijn pestende klasgenoten, maar ook om Billy. Billy heeft mij een keer gebeten. Toen deed dat pijn, later realiseerde ik mij, dat het speels gedrag was, want hij had niet door gebeten. Het ergste was echter de jongens Nijssen én Billy. Dan genoten en het commando; "Billy....., pak ze" staat nog diep in mijn geheugen gegrift. Grommend kwam hij achter mij aan, soms tot aan de voordeur. In de buurt stond het gezin bekend als a-sociaal en de hond als een agressief beest. Dit alles neemt niet weg dat de familie inderdaad verdomd goede bollenkwekers waren.

Lang hebben de bollen het landje voor het Zwitserse huis in het voorjaar gesierd met hun prachtige bloemen en kleuren. Uiteindelijk is er niet meer over gebleven dan een onbeduidend stukje grasland. Een keer per jaar zijn er nog boerenactiviteiten en is het een fietsenstalling......; tijdens de Santpoortse feestweek.