We leven in een onwaarschijnlijke wereld. Er is een vijand,
een onzichtbare. Er rijden geen tanks door de straten. Geen geluid van ontploffende
munitie. Er is geen sprake van tsunami’s of alles verzengende branden. Het is
stil. De wereld ligt stil. Er waart een spook over de wereld. We zien hem niet,
maar is er wel. Het spook beïnvloed ons totale leven.
Je moet je beschermen tegen iets wat je niet ziet, wat je in
feite niet kan vatten. Veel mensen begrijpen het niet. De media berichten er
constant over. Sociale contacten kennen nauwelijks nog een ander onderwerp.
Soms mag je helemaal niet naar buiten. Anderen mogen wel, maar zo beperkt
mogelijk. Werk ligt grotendeels stil. Op straat lopen mensen rond in een
sciencefiction achtige outfit, mondkapje voor het gezicht. In sommige landen
iedereen. In andere naties een enkeling. We ween niet goed hoe we deze vijand
moeten bestrijden. Dat zaait twijfel. Mensen die angst hebben, anderen gewoon
voorzichtig. Lui, die de ontkenning schreeuwen, of gasten er echt niet in geloven
tegenover de eikels die alleen aan zichzelf blijven denken. De vijand verdeeld
de wereld. Doemdenkers versus complottheoriedenkers. Dagelijks worden ons de
cijfers voorgeschoteld; zieken, opnames en doden. Het zijn er veel, maar genoeg
om het te kunnen bagatelliseren. Deskundigen die een gelijk verhaal vertellen,
maar ondertussen elkaar ook tegenspreken. Soms vanuit overtuiging, andermaal
vanuit andere belangen. Er wordt gehoopt op een andere wereld na deze oorlog,
terwijl anderen denken dat straks alles op de oude voet door zal gaan. We weten
het nu niet, we kennen de toekomst niet.
Inmiddels duurt het al geruime tijd. De wereld ligt stil en
we zien onze vijand nog steeds niet. Meer en meer mensen worden de maatregelen
moe. Ze denken dat het wel mee valt. Niemand weet hoelang het gaat duren. Wanneer
de bommen vallen, of militairen angstaanjagend door straten paraderen denk je
alleen aan het jezelf in veiligheid brengen. Dan ga je niet op een gegeven
moment naar buiten, omdat het lang genoeg heeft geduurd. Wanneer je de vijand
niet kan zien wordt je wel moet van de maatregelen. Dan ga je er makkelijker
mee om, raakt je geduld op, daar je immers niets ziet. De cijfers geven hoop,
maar hoe vals is deze? Men kijkt alleen naar de hoop in deze doodogende wereld.
Steeds harder gaan de geluiden dat de economie moet door
gaan. Dat er meer slachtoffers vallen, dan de vijand maakt. Faillissementen,
werkloosheid, armoede. Ondertussen blijft een groep rijken zich verrijken.
Niemand weet het, niemand weet de vijand adequaat te bestrijden, maar iedereen
heeft een mening. We weten het ondertussen beter dan de deskundigen. Ongeduld
slaat toe. Complottheorieën worden sterker. Onbegrip groeit. Cijfers worden
honend afgedaan als dat het maar zo’n klein percentage is, wat slachtoffer
wordt van deze vijand. Welke maatregelen ook genomen worden. Misschien juist
door de maatregelen dat het aantal slachtoffers beperkt blijft. Misschien ook
niet. Het is het grote onbekende. De een houdt zich keurig aan de quarantaine,
terwijl de ander er steeds meer lak aan heeft. Zich niet aan de regels houdt en
vervolgens zegt: ik ben toch niet ziek? Zij die het wel worden hoor je
nauwelijks.
Tien weken, acht weken, zes weken. Soms duurt het al heel
lang, soms is het amper begonnen. We worden ongeduldig, moe en willen weer de
draad op pakken. Wanneer er een soldaat met een geweer voor je staat heb je al
deze gedachten niet… wel, er staat een soldaat met een geweer voor je, alleen
je ziet hem niet. Geduld is moeilijk, maar breng het toch maar op. Zelfs die
onzichtbare soldaat kan je neerschieten. Zwaar verwonden of zelfs doden. Heb
geduld…