maandag 23 februari 2015

Mosterdzaadje

Het Mosterdzaadje



Waar de naam vandaan komt, weet ik eigenlijk niet. Het Mosterdzaadje, inmiddels een begrip. Een geweldig concept. Er worden goed klassieke concerten gegeven, maar er is geen entree. Een ieder kan bijdragen wat hij if zij kan, of wil, missen. En dat gaat al zo'n dertig jaar. Dat is ook zo'n beetje de tijd geweest van mijn laatste echte expositie. Die was in het Mosterdzaadje, toen nog in een vrij pril stadium. Paula Blom, en haar man Pim, zwaaien daar de scepter. Paula, en haar zus Lilian hebben ooit een paar keer op mij gepast. Ik was te jong om het mij nog te herinneren. De ouders van Paula en Lilian waren vrienden van mijn ouders. Zodoende kwamen we bij elkaar over de vloer, al woonden zij een eind verder in het dorp. De straat weet ik niet meer, maar de familie Blom woonde op een hoek. Erg veel ben ik er niet geweest, maar ik kan mij herinneren daar wel langs geweest te zijn, ook alleen. Wat mij nog bij staat is dat ik hun moeder een hele aardige vrouw vond.

Dan zijn er jaren dat een ieder zijns (en haar) weegs ging. Tot ik via het Mosterdzaadje weer contact kreeg. Later woonde achter een vriend van mij Louis Ferron, de Haarlemse schrijver. Daar zag ik een aantal keer een opvallende verschijning. Creatie gekleed met een wilde bos haar. Later bleek dat dit Lilian Blom was, partner van Louis. Met Louis heb ik wel eens heel bescheiden contact gehad, een praatje onderweg (toen niet eens wetende dat hij schrijver was). Louis woonde in het zelfde rijtje als de schrijver Durlacher. zijn dochter is schrijfster en getrouwd met Leon de Winter. Maar nu dwaal ik af. Louis overleed en via de Haarlemse kunstscene en vooral internet, kwam ik weer in contact met Lilian, tegenwoordig ook vermaard schrijfster. Of moet ik zeggen auteur. Via het Mosterdzaadje blijkt maar weer eens hoe klein de wereld is. Wanneer Paula met het Mosterdzaadje begon durf ik niet te zeggen. Dat zal eind jaren Zeventig, begin tachtiger jaren van de vorige eeuw zijn.

Ooit gebouwd als kerkje. Het staat dan ook niet voor niets aan de Kerkweg. Dat het een kerkje was, moet toch geruime tijd voor mijn geboorte zijn geweest. Zo lang als ik leefde wist ik niet beter dat er een timmerman in het pand huisde. Heerlijk, als kind genoot ik van de geur van vers zaagsel. Verder was het er altijd, in mijn geheugen, een bende. Overal hout en houten spullen. Schots en scheef en rommelig. Nu is het altijd zo, dat wanneer je vanuit je eigen beleving schrijft dit nimmer opgevat mag worden als geschiedkundige uitlatingen. Misschien is alles wat ik hier noteer wel pure onzin. Nonsens... Maar al die onzin is wel mijn geheugen, mijn herinnering.

Liep je richting Terrasweg, dan had je op het hoekje Stuit. Dat was de dorps poelier. Daar kwam ik regelmatig, met mijn moeder en later alleen, om kaas en vleeswaren te kopen. De eerste keer alleen weet ik nog. Met een briefje ging ik daar naar toe. Gaf het briefje, maar was te schijterig oom iets te zeggen. Eigenlijk ben ik nog steeds te schijterig om iets te zeggen, maar tegenwoordig heb ik de bekwaamheid worden neer te schrijven. In hoeverre dit kwalitatief iets voorstelt...geen idee. Maar goed, in de winkel hielpen de dochters Stuit. En hoe jong ik ook was, eigenlijk was ik verliefd op een van hen. Volgens mij de jongste, maar nog altijd wat jaartjes ouder dan ikzelf. Net zoals Paula moet zij ook ongeveer de leeftijd van mijn jongste broer hebben gehad. En hij is al zes-en-een-half ouder als dat ik ben.



De Kerkweg was verder niet zo een bijzondere straat. Over het algemeen stond het straatje bekend als een straat waar minder gefortuneerde mensen woonden, dan wel met wat minder verstandelijke kwaliteiten. Er woonde ook nog een meisje uit mijn klas op de Kerkweg. Volgens mij (vanaf de poelier bezien) een hoek verder dan het Mosterdzaadje. Haar naam is mij ontschoten. Het was een wat lelijk, fors, bleek meisje. Een beetje vergruist, maar bij voorkeur ging ik met dat soort kinderen om. Niet vanuit zieligheid, maar ik had oog voor wat ze waard waren. Naar mijn idee had zij ook nog wel een oogje op mij. Nu wil ik het eigenlijk helemaal niet over haar hebben, maar over haar vader. Hij had een rijschool. In het dorp waren al twee andere rijscholen. In eerste instantie is dat geen probleem, maar de concurrentie was moordend. Daar liet ik mij echter niet door leiden. Nee mijn keuze voor rijles was een keuze voor het kleinste autootje. Met de gedachte dat snel onder de knie te hebben en het feit dat het overzichtelijk was groeide mijn vertrouwen. Ondanks dat ik er met enige moeite in paste zat ik er goed in. Voor rijles een prima auto; klein, licht, overzichtelijk. Een Fiat, de opvolger van de 500, en een slag groter (de 127?). In ieder geval werkte deze opzet. Ik moest afrijden op een zaterdagochtend. Ik had een pak aangetrokken, maar had mijn sloffen nog aan... En ik ging diep gebukt onder een stevige kater. Desalniettemin slaagde ik in één keer, wat in die tijd ook nog eens vrij bijzonder was. Dat meisje heette Wilma, voor zover ik mij herinner. Zie, zo'n naam komt dan toch weer boven.



Grappig, een pandje in een, in feite, nietszeggende straat en tal van herinneringen komen boven drijven. Natuurlijk is het wel een pand met uitstraling.  Ik was er destijds ook trots op er te mogen exposeren. Een expositie met een bescheiden opening. Anders dan mijn eerste echte expositie in de Ark (Haarlem), wat een echte happening was. Nee, hier was het ingetogen. Ook mijn werk hing, op de een of andere manier, met een zekere ingetogen uitstraling. Op de witte wanden leek mijn werk al kleiner. Door de ruimte kreeg het zelfs iets van een serene uitstraling. Achteraf hingen daar ook echt mijn eerste werken. Na al die jaren zie je hoe je groeit en je een stuk kwaliteit ontwikkelt. Niet alleen qua techniek, ook ten aanzien van de onderwerpen. En schilderen is net als schaatsen. Doe je het een tijd niet en je begint weer ben je het niet verleerd. Wel heb je ook nu even de eerste slagen nodig, maar dan heb je het weer te pakken.

Dat ik tijdens mijn expositie in het Mosterdzaadje niets verkocht heb verbaast mij achteraf niet. Het waren aardige werkjes, maar toch nog vrij amateuristisch. Bovendien zaten we ook toen in een economische crisis. Een maand duurde de expositie. Daarna ging mijn leven gewoon weer verder.

Nu ik, sinds twee jaar, het tekenen en schilderen formeel als professie beoefen moet ik ook eigenlijk weer eens echt exposeren. Inmiddels heb ik op markten en evenementen gestaan, maar een echte en eigen expositie heb ik nog niet gehad. Aanvankelijk was mijn idee: in de jaren tachtig was mijn laatste expositie in het Mosterdzaadje, mijn eerste expositie (in mijn nieuwe kunstenaarsbestaan) zou eigenlijk ook in het Mosterdzaadje plaats moeten vinden. Ik vrees dat mijn eerste expositie wellicht niet eens in Nederland zal zijn. Sowieso ben ik zo'n eikel die vooral bezig is met het maken, en erg slecht is met de "commerciële" kant. Natuurlijk heb ik in 2014 wel mee gedaan aan de Haarlemse Kunstlijn en ook ben ik via internet wel actief, maar in feite had ik al eerder actie moeten ondernemen en dit jaar in het Mosterdzaadje moeten hangen. Dat zit er helaas niet in. Bovendien is het Mosterdzaadje een zeer populaire expositielocatie geworden, dat je maar een keer per jaar jan inschrijven en het voorlopig al helemaal volgeboekt is. Al loop ik tegen de zestig, ik blijf op dezelfde manier aanklooien, als toen ik halverwege de twintig was. Op sommige gebieden lijkt de mens slecht leerbaar...



Het Mosterdzaadje... De herinnering roept een gevoel van weemoed op. Mijn jong volwassenheid, alhoewel ook mij prille jeugd. Klasgenootjes, een aantal woonde in de buurt van het Mosterdzaadje. Het was een straat waar je regelmatig door heen fietste. Een gezelliger straatje, dan de naastgelegen Burgermeester Enschedelaan. Daar stonden  nieuwe, moderne huizen. In dat stuk woonde ook nog twee klasgenootjes van me. Schuin tegenover elkaar. Ik weet alleen bij God hun namen niet meer. Wel herinner ik mij van een van hen de geur van het huis nog. Er hing altijd een mengeling van een sterke etenslucht met luierzalf lucht. Een onprettige lucht. Bovendien was het er altijd een zooitje. Was het niet de familie Fris, die daar woonde? Tenminste, die naam komt boven drijven. In ieder geval vond ik de lucht daar niet fris.

Vroeger waren de klassen groot en de kinderen kwamen uit het hele dorp verspreidt. De nieuwbouw achter de Terrasweg was overigens wel een potentieel gebied de lagere scholen te bevolken. Vanuit het "oude" dorp was de verspreiding veel groter. Stef, een half Indonesische jongen (in die tijd toch nog een zekere bijzonderheid) woonde het verste weg, in de nieuwe huizen, vlak langs de randweg (waar tegenwoordig de fly-over naar Velserbroek loopt). Bij Stef kwam ik ook thuis. De meeste van mijn vriendjes uit de klas woonde in de nieuwe huizen... Net als de meeste vriendinnetjes. De kinderen uit het "oude" dorp waren duidelijk minder favoriet. Of ik minder favoriet bij hen was, of zij bij mij... Ik denk dat het duidelijk van beide kanten kwam. Uitzonderingen waren er natuurlijk absoluut. Wanneer ik er zo bij stil sta realiseer ik mij dat ik vroeger vrij veel bij andere kinderen thuis kwam. En zeker meer dan omgekeerd. Misschien omdat zij veel meer uit "jonge" gezinnen kwamen.

De laatste keren dat ik in het Mosterdzaadje was, was ik daar in een heel andere rol. Ook had het Mosterdzaadje dan een hele andere functie: vergaderruimte. De wijkraad van Santpoort houdt daar maandelijks hun vergadering. Als raadslid van de gemeente Velsen  ging ik, met enige regelmaat, een aantal wijkplatformvergaderingen langs. Die van Santpoort (Noord) was er een van. Tijdens zo een vergadering werd het opeens een achenebbisj pand. Dat kwam niet alleen omdat het er dan meestal rommelig was, doch zeker ook het dorps gezeur. Vooral ouderen mensen en volk dat zo zuur is dat de planten, waar ze langs lopen, gaan hangen. Mensen bij niets goed is, overal kritiek op hebben, maar het verdommen zelf echte verantwoordelijkheid te nemen. Ja, die vergaderingen waren een regelrechte kwelling. Als raadslid werd je vaak, en nog op onterechte gronden, de discussie ingetrokken. Discussies op niks.en het waren altijd dezelfden die het hoogste woord van kritiek uitten. Daarnaast had je de bemiddelaars types. Altijd voorkomelijk, aardig en geïnteresseerd, maar ondertussen een mening met zich meetorsend waar zelfs een aardbeving met de kracht van 8 op de schaal van Richter, geen spat verandering in kon aan brengen. Gelijk of niet, zíj hadden gelijk! Ach, wat heb ik mij daar soms zitten ergeren. En altijd dezelfde, gemiddeld toch zeker boven de pensioengerechtigde leeftijd en maar zeuren, dan wel vooral laten merken dat zij het beter wisten, dan wie ook in de zaal. Wanneer er twintig man (waarvan de helft,  politici) in de zaak zat, was het een drukbezochte vergadering. Van die twintig zat zeker de helft te zuurpruimen. Nadat ik mij realiseerde daar vooral als toehoorder aanwezig te zijn én ik in de auto zat, begon ik stapvoets weg te rijden. Hevig associërend over dat gepeupel dat niets beters te heeft, dan eindeloos zeuren en moeilijk dien,  en hiermee zich een bepaalde status toebedeeld kreeg, anders deze zich wel zelf toe-eigende.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten