maandag 20 april 2015

Een dag....

Haast ongemerkt wordt het nachtelijk zwart donkerblauw en met een even grote traagheid kleurt de hemel flets. De wereld is nog in rust gekeerd, alhoewel de kuikens zich uitrekken, het nachthok uitkomen en wat verveelt door de ren schuifelen. De lucht kleurt steeds feller blauw en plots baadt de wereld in een zee van licht. De zon is al boven de horizon, doch niet zichtbaar. Met het tempo van een slak stijgt hij boven de bergen uit en direct verwarmen de stralen de nauwelijks afgekoelde aarde.

Ik lig nog op een oor. Niet meer voor lang. Mauwend loopt de kat de slaapkamer binnen en wandelt dwingend over het dekbed, onderwijl kruipt de hond naar het hoofdkussen. Krabbelend met zijn poten, zijn snuit zich tegen mijn hoofd duwend. De andere hond ligt te slapen en houdt mij in een houtgreep door dicht tegen mij aan op het dekbed te liggen. Desalniettemin vindt het dierenrijk dat ook ik mij moet overgeven aan de nieuwe dag.

Snel schiet ik wat kleren aan en ren naar de badkamer, voor mijn ochtendplas. De honden en kat schieten de badkamer voorbij, de trap af. Wanneer ik naar beneden sukkel draaien drie dieren om mijn benen, de kat nog immer mauwend. Ik loop naar de koelkast, schenk mij melk in en open de deur. In een hand mijn melk, de ander een stoel verplaats ik mij naar voor de waranda, alwaar de zon haar stralen al ten volle laat schijnen. Met lompe geluiden springen de kuikens van het dak (van het nachthok) op de regen plaats en rennen naar het gazen hek. Ik zit. Kat mauwt, honden staren mij aan of ik een grote eetbare worst ben, de kuikens hippen nerveus en in afwachting heen en weer.

Mijn eerste sigaret, na een slok melk. Het is nog vroeg, ze moeten maar even wachten. Na mijn tweede tabak is de melk op. De dieren zijn amper gekalmeerd, maar mijn eerste beweging om op te staan doet alles weer nerveus bewegen. In de keuken maak ik eerst de bak van de kat klaar. Zelfs nadat het bakje neergezet is blijft dat beest doordringend mauwen, haar voer negerend. De honden lopen inmiddels pal voor mijn voeten zodat ik bij iedere stap bijna struikel. Het toverwoord; eten en de twee schieten naar buiten. Een zeer inadequate reactie. Daar komen ze achter en rennen even hard terug. De kleinste loopt, in zijn enthousiasme, tegen de deur. Vervolgens staart ie naar de deur en blaft er tegen of het een vreemde indringer is. De ander staat sowieso luidruchtig te blaffen, met de voorpoten op de lade, waaruit ik het voer heb gehaald. Met moeite lukt het mij de bakken op de grond te plaatsen en noch voor ik overeind gekomen ben zijn de bakken leeg geschranst.

Met een tweede glas melk en mijn agenda ga ik terug naar de stiel buiten, echter niet nadat ik het bakje resten etensvoer van de voorgaande dag over de kuikens heb uitgestrooid. Zich verdringend om het zelfde stukje voer zet ik mij in de stoel. Een sigaret. Een slok. Ik neem mijn agenda en vul mijn activiteiten van de vorige dag in. Geen dagboek, meer een logboek. Soms handig, anders voor wanneer ik seniel word, maar vooral een tik die ik al decennia met mij mee tors.

De zon brandt al. Vest uit. T-shirt volgt snel. Mijn blote benen kriebelen onder het bombardement van UV stralen. De oudste hond ligt alweer biven, de jongste miet op mijn schoot. De kat is zowaar stil. De kuikens zitten gebroederlijk bij elkaar. Ik neem mijn boek en ga lezen. Onderwijl laat ik mij afleiden. Iedere ochtend zelfde tijd passeren dezelfde mensen. De schoolbussen komen in colonne aangereden. De motor met de bereider met het regenboogkleurige vizier heeft nog steeds zijn uitlaat niet laten maken. De dolmus wacht op zijn passagiere die na enkele minuten met versnelde pas aan gerend komt. Soms staat zij er een tijd en is het busje laat. Soms wacht het busje. Vierde sigaret, volgend hoofdstuk. Langzaam keert de rust weer. Een ieder lijkt op de plaats van bestemming.

Inmiddels ben ik alweer bijna twee uur op. De tijd vliegt, het boek spannend en tijd voor koffie. Ondertussen ringelt mijn telefoon; Facetime. Tijdens de koffie een gesprek. Onderwijl roep ik twee maal "good morning", eenmaal naar onze Zweedse buurvrouw, andermaal de buurman.

Het gesprek is afgelopen. De koffiemok leeg. Alle dieren lijken afwezig, zelfs de kat is stil. Ik sta op, breng de mok naar de keuken, neem mijn tekenspullen en installeer mij aan de tafel op de waranda. Mijn lange broek is inmiddels verruilt voor een korte.



Enkele uren zit ik te tekenen. Geconcentreerd en balend dat mijn materiaal inferieur van kwaliteit is. Toch weet ik een resultaat neer te zetten. Meestal geven de wijzers van de klok aan dat het rond een uur is. Mijn portemonnee schuif ik in mijn achterzak en ga op pad brood te kopen. Het heerlijk verse brood snijd ik. Het kontje gaat naar de honden, die alweer voor de voeten lopen of mij debiel aanstaren. Dat moet ik ondergaan tot alle spullen weer op het aanrecht gedeponeerd zijn. Met mijn bordje steven ik weer op de plastic zetel af. Soms is het al zo warm, dat ik mijn brood in de schaduw van de waranda nuttig. Nu niet. Buiten. Vier ogen staren mij aan. De kat rolt zich in de warmte van het stenen pad. De kuiken lopen nerveus achter het gaas. Nadat mijn brood op is krijgen zij stukjes kaas. Vaste prik, ze wachten er op.

Terwijl ik de buitendeur op slot draai, draaien de honden nerveuze rondje om hun eigen as. Wat ik ook aan geef, het gedrag veranderd niet, tot ik met beide benen over het hekje gestapt ben. Ik draai de fiets en duw de handel van de versnelling weer naar benden, open het ijzeren hek en loop naar de stoeprand. Ondanks dat het een damesfiets is zwaai ik moeizaam mijn rechterbeen over het zadel. Ik zet mij af en laat mij rollen. Stijl is het niet, maar het gaat naar beneden. Haast heb ik niet, dus trappen is een overbodige inspanning.

Bij het kantoor eerst de wederzijdse uitwisseling. Dan pak ik wat ik nodig heb en loop naar de marina. Via de loopplank ga ik de boot op, die ik die dag onder handen neem. Schuren en lakken is mijn bijdrage aan het bedrijf van mijn zwager. Lang ben ik niet bezig, soms een uurtje, een enkele keer drie, of vier, uren. Met dezelfde sukkeldraf trap ik weer huiswaarts. Trappen is nodig, daar het nu met vals plat om hoog gaat. Uitgeput kom ik thuis. Het metaal van het hek wekt de honden. Enthousiast komen zij mij tegemoet, alhoewel eentje zijn aandacht halverwege alweer kwijt is. De ander reageert of ik na drie weken weer thuis kom. Wanneer alles tot rust is gekomen en ik een glaasje water heb genuttigd neem ik de boodschappentas. Dezelfde rituelen, als naar de bakker en naar kantoor, volgen. Zelfde slakkengang richting dorp. In mijn hoofd neem ik het boodschappenlijstje door om te bepalen welke volgorde ik de winkels bezoek. Deze ga ik een voor een langs. Inmiddels kent men mij. Ook op straat word ik gegroet en groet ik. Een praatje hoef ik meestal niet te maken, vanwege het taalprobleem. Van de Tangas naar de middenstander, de tabakszaak naar BIM. Afhankelijk van de hoeveelheid boodschappen kies ik de route naar huis. De snelle route is met het valse plat. De andere weg is vlakker, ook iets langer.

Thuis gekomen word ik natuurlijk weer besprongen door de honden. De aandacht van een van hen is wederom snel weer verdwenen. De kat komt mauwend aangelopen en de kuikens kijken mij wat suf aan, vanaf het landje waar zij zich vrij kunnen bewegen. Een gat in het hek geeft hen die ruimte.



Boodschappen opruimen. Tas ophangen. Mail checken, veelal een teleurstellende activiteit. Enerzijds aangaande de inhoudelijkheid van de mails, anderzijds omdat de leuke mails meestal beperkt zijn. Een glas cola. Meestal met twee paracetamol, omdat ik tegen die tijd weer aardig last krijg van mijn hernia. Dan kruip ik in mijn hangmat. De Judasboom (waar de hangmat aan een kant aan hangt) beweegt kort of er een storm heerst, tot de hangmat uitgeslingerd is.  Niet lang daarna lig ik te ronken.  Meestal een half uurtje, hooguit een uur. Ik sta op en begin mijn weer voorzichtig in te pakken; een T-shirt onder mijn overhemd. Vervolgens is het tijd weer bij te komen in het wereldse. Nieuws ontbeer ik, maar via Facebook consumeer ik toch het een en ander.

Daar waar de zin haar laatste stralen in de tuin werpt zet ik mij neer op de plastic stoel, met een biertje en chips. Binnen is het fris. De zon verlaat met haar stralen al snel de muren van het huis, waardoor het huis onprettig koel is. Behalve in de echt warme periode van het jaar. Twee honden zitten mij aan te gapen. De verleiding kan ik nimmer weerstaan en geef de arme stakkers hun stukjes chips.

Dan verdwijnt ook daar de zon. Nu gaat er een vest aan. Langzaam is het weer tijd de dieren te voeren. Een vast ritueel met vaste onderdelen. Nog meer Facebook, mail of ik schrijf wat. Of verdiep mij in een boek. De afwas is inmiddels gedaan. De tweede keer vandaag. Dat moet wel, wil het in huis geen wolk van vliegende insecten geven. Langzaam gaat de zon weer onder. De kuikens houden zich al op in de buurt van de ren. Wanneer ze binnen zijn drentel ik naar het landje en plaats een plank voor het gat. De kippen kunnen er niet uit, maar vooral de egels kunnen niet naar binnen. De schildpadden zijn gelukkig te breed. En te onhandig. Bij de eerste kennismaking van de kuikens met de schildpad waren  de kippen in paniek. Bij paniek rennen zij naar de ren. Soms het hele veld over, waarbij goed te zien is hoe snel een kip kan zijn.

Ondertussen is mijn korte broek alweer vervangen voor een lang exemplaar. Met name wanneer de zin juist onder is. Wordt de wereld even kil om later een aangename avondtemperatuur vast te houden. De klok gaat al richting negen uur. Vol twijfel loop ik naar de keuken. Meestal is het afhankelijk wat er aan niet bevroren vlees is om het menu samen te stellen. Ik kook mijn maaltje, neem alles naar buiten en nuttig het. Twee honden staren mij met treurige ogen aan, de kat loopt mauwend over tafel. Soms ga ik lezen, soms schrijf ik wat. Tot mijn lijf weer gaat opspelen. De diepe pijn in mijn benen, de rusteloosheid in mijn bewegingen om de pijn te verbannen, gepaard met forse scheuren in mijn rug. Vrijwel geen enkele avond leef ik zonder die klachten. Ik ben er aan gewend geraakt.

Buiten. Behalve de elektrische verlichting branden twee olielampjes. De rand van de waranda ziet er vrolijk uit, maar geeft ook een gevoel van een zekere geborgenheid. Ik sta op en loop. IJsberen lijkt het. De nacht is gevallen. De jongste hond blaft. Blaft de hele tijd. Op alles, tot ik hem weer eens vermaan naar binnen te gaan. Wat verwuft drentelt ie dan inderdaad naar binnen. Echter nooit voor lang. Soms komt de andere hond van biven een gerend. Een hoge schrille blaf uitstotend. Pijn aan de oren, vooral ook door de galm van het trappenhuis. Tot ook zij het blaffen moe worden en eindelijk een plekje zoeken om zich te ruste te leggen.

Ik neem mijn medicijnen, rook er nog eentje en ijsbeer door de tuin. Ik bind mijn "bomgordel" (elektrische gordel voor mijn rug) aan. Elf uur, of tegen twaalven. De kat pit. De oudste hond verwarmd het dekbed en de jongste houdt mij nauwlettend in de gaten. Die komt in actie wanneer ik de lichten doof. Wacht bij de deur, loopt achter mij naar boven en wacht aan de zijde van het bed, tot ik mijn hoofd op het kussen heb laten vallen. Ik stop mijn "bomgordel" in het stopcontact. Lekker warm en gaat vanzelf uit. Misschien slaap ik vannacht door. Wellicht. Word ik weer wakker en moet er uit. De dag is voorbij. Alles stil en ik zink weg in dromenland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten