woensdag 8 april 2015

De Speeltuin

Naar aanleiding van een reeks tekeningen heb ik verhalen geschreven, die aansluiten bij de tekeningen. Inmiddels heb ik bij alle tekeningen een verhaal geschreven. Een verhaal over de tekeningen, maar vooral over de herinneringen aan mijn jeugd in Santpoort. Al schrijvende komt er meer boven drijven aan oude herinneringen en de dingen die voorbij gaan, of gegaan zijn. Omdat ik nog vol zit heb ik besloten door te gaan en meer verhalen te vertellen over het dorp waar ik geboren ben.





Tante Eef, een begrip. De speeltuin, een begrip. Ver weg, vlak naast het winderige station van Santpoort, tegenover het veldje van Nijssen. Daar was de speeltuin, onder de enige hoge flat van het dorp. Tante Eef is voor de jeugd, een generatie later. In mijn jeugd had je ook een "tante" van de speeltuin. Destijds was er ook een man bij, hoe we hem noemden is mij ontschoten. De speeltuin was "best" groot, verscholen achter een bossage en een hoog hek. Vooral het geel, aangevuld met rood staat mij nog bij. Van de speeltoestellen eigenlijk alleen de hoge glijbaan. Het glijgedeelte was van hout. Je kon naar beneden op je broek, maar er waren ook kleedjes om te glijden. Ik durfde echter amper omhoog.

Ik kwam wel in de speeltuin, maar ben er nooit erg veel geweest. Het hele dorp was immers een speeltuin. Naast de officiële speeltuin was een wat groter bosje. Daar waren tal van paadjes, alwaar we speelden en op onze fietsjes rond crosten. Bij de Roos en Beeklaan (verderop) waren bosjes, voordat de MTS er gebouwd werd. Voor de drive-in woningen was een heel veld, waar je kon spelen, en natuurlijk in de tuin bij van Veen. Bij het spoor, in het bos, het schoolplein en de straat. Overal konden we spelen, dus eigenlijk hadden wij helemaal geen speeltuin nodig.

Spelen op straat was geen probleem, de enkele passerende auto lette wel op, alhoewel wij dat ook wel deden. "Stoeprandje" was een spel wat vrij ongemoeid kon plaatsvinden. Nu zal dat niet meer lukken; te veel auto's die geparkeerd staan, of te druk verkeer. Wij speelden het regelmatig. In de winter was er sneeuw. Ik herinner mij nog een winterse dag. Kinderen van de Juliana van Stolbergschool en kinderen uit de buurt rolden samen enkele reusachtige sneeuwballen. Daarmee werd de weg geblokkeerd. Gewoon, voor de lol. Zelfs de bus (nog een grijze bus van de NZH) kon er niet meer langs. Alle kinderen verstopten zich tijdig. Uiteindelijk is de bus in zijn achteruit gegaan, keerde bij het perk en reed een straatje om. Met sleetjes achter een auto was ook de gewoonste zaak van de wereld. Nee, de speeltuin was eigenlijk niet nodig. Daar spelen betekende vooral snoep of ijs, want dat kon je daar van je schamele zakgeld eigen maken. Maar zo veel keus als bij kruidenier van Dam, dat was er niet.

Vlak bij de speeltuin ligt het station van Santpoort Noord. Ik neem aan dat dit ergen eind haren vijftig is aangelegd. Voor zover ik weet was het er namelijk altijd al. Een vreselijk station. Zeker voor die tijd super modern. Het was echter vooral een kil en afstandelijk tochtgat. Bij het tunneltje speelden wij weer wel. Het station meden we.

Mijn vader werkte in Amsterdam. Regelmatig nam hij de trein. In de vroege ochtend bracht mijn moeder hem naar het station. In nachtkleding (nachtpon), sloffen en een overjas. Omdat het nog voor schooltijd was reed ik vaak even mee. Wanneer hij op tijd was haalde mijn moeder hem weer op. Nu aangekleed. Ik ging weer mee en wachtte dan op het perron. Wanneer de trein halt hield gokte ik welke deur hij uit zou komen. Wat zat ik er vaak naast....

In de nachtelijke uren werden wij ook binnenshuis aan de trein herinnerd. Lange treinen reden langs, vol basaltblokken, die ons zelfs in bed deden schudden. Een hele tijd, iedere nacht. Met de beton blokken zijn de lange pieren in IJmuiden aangelegd. Aardbevingen kende ik destijds nog niet. Inmiddels weet ik dat iedere passerende basalttrein minstens een kleine aardbeving veroorzaakte. We woonden toch minstens vierhonderd meter van het spoor verwijderd...

Ik had ook twee vriendjes in Santpoort Zuid. Met hen speelde ik behalve in het bos, ook bij het spoor. Een minder leuke herinnering. Mijn eerste ervaring met de dood; iemand was voor de trein gesprongen... Wij zagen het lichaam (de stukken) vlak na het ongeval. Later ook hetzelfde bij station Santpoort Zuid. Het vreemde is dat ik, hoe jong ik ook was, of juist net omdat ik zo jong was, er niet eens zo van streek van was.

De trein, Santpoort, het station. De speeltuin. Daar tegenover ook een veldje van Nijssen. Langs de weg om Santpoort hadden ze een grote hooiberg staan. Jaar na jaar. Maar natuurlijk was er een jaar de fik in gekomen. Veel rook. Prachtig, vond je dat als kind, de brandweer heeft lang staan spuiten. Dat soort sensatie momenten, daar smulden wij van. Ook wanneer er iemand in de speeltuin ergens af lazerde trok dat ieders aandacht en prikkelde het individuele sensatiegevoel. In de nieuwe drive-in woningen woonden ook twee vriendjes, Roelof en Wouter. Beiden uit de klas. Roelof was klein en een enorme geinponem. Wouter daarentegen wat langer, beetje bleekjes en (zoals we nu zouden zeggen) een nerd. Hij is vast later iets met biologie gaan doen. Wanneer ik met hem was ging het over dieren. Hij verzamelde insecten, waaronder wandelende takken. Wij hadden ze ook, bij ons thuis in de klimop. Ik vond het wel boeiend met Wouter. Met hem ben ik ook naar de speeltuin geweest. Maar meestal zaten we in het bosje er naast. Niet op de fiets, maar met een doosje en een loep. We verzamelden van alles en Wouter hield alles wat wij gevangen hadden. Daarna  bracht hij de nieuwe exemplaren naar zijn slaapkamer. Zijn kamer was een waar biologie lokaal. Ik mocht Wouter wel, ondanks dat het een wat vreemde knaap was. En hij stak mij ook deels aan. Niet dat ik allerlei insecten ging houden, maar de wandelende takken stonden ook bij mij thuis in een potje. Die vond ik immers wel erg apart.

De uithoek, waar de speeltuin in feite lag, was voor ons bereikbaar. Zo bereikbaar dat ik daar en in de directe omgeving (er was ook een vijver tegenover de speeltuin) vrij vaak kwam. Überhaupt konden we ons, als kinderen, vrij bewegen door het dorp. Je ging overal zelf naar toe, je wist waar je uit moest kijken en waar je op moest letten. Ouders gingen zeer zelden mee. In tegenstelling tot de tegenwoordige tijd, dat bijna alle ouders de kinderen naar school brengen en er tal van restricties zijn waar zij wel en niet heen mogen. Wanneer de school uit ging, waren er vrijwel alleen kinderen op straat.



Het gevaar van spelen buiten was aanwezig. Je werd er voor gewaarschuwd en het ging ook wel eens mis. "Daar leer je van", was de alom reactie van ouders. Van alle wondjes en kneuzinkjes heb ik inderdaad geleerd. Alhoewel, jaren achtereen had ik wel iets met mijn vingers. Niet voor niets dat mijn vingertop er ooit afgeknipt is. Kneuzingen, zweren, open wondjes... Alles heb ik wel gehad. Doordat je door speelde in het zand en de bosjes bleven de wondjes vaak lang aanwezig. Dat maakte eigenlijk niet uit. Het genas toch wel.

In onze jeugd waren wij vrij. Naast het buiten spelen, speelde ik ook frequent bij vriendjes (en vriendinnetjes) thuis. Natuurlijk met autootjes, maar ook speelden we boerderijtje en natuurlijk doktertje. Op de Gedempte Oude Gracht (in Haarlem) was een speelgoedwinkel waar je een gigantische keuze had aan (plastic) dieren. Exotische dieren, maar ook boerderij dieren. Het was de tijd van de Dinky Toys en Gorgi. Lego was in opkomst, maar nog zeer beperkt in de variatie van stukjes. Maar alles bij elkaar hadden we genoeg om fantasierijk ons spel te spelen. Een nadeel. Met de Dinky's speelde we ook "ongelukje". Door ze met een hamer te bewerken maakte je de ongevallen realistischer... Achteraf is dat wel een zware jeugdzonde geweest......



Geen opmerkingen:

Een reactie posten