woensdag 24 september 2014

In den vreemde; taal (10)


 
Op school heb ik Frans, Duits en Engels geleerd. Voor Frans lag mijn gemiddelde al die jaren rond een zes. Het gemiddelde van Duits en Engels hing tussen de drie en de vier in. Sommige docenten mazzelden mij.

Om te beginnen heb ik niet echt een talenknobbel, wat niet wil zeggen dat ik niet in staat ben een andere taal mij machtig te maken. Zeker op de middelbare school was luiheid troef. Dat mijn Frans gemiddeld hoger scoorde lag aan andere zaken. Als kind was ik vaker in Frankrijk en ik was al jong een beetje een Francofiel. Op mijn 15e  ging ik voor het eerst alleen op vakantie. Naar Frankrijk dus.

Met Duits had ik niet zo veel en vond het maar een ingewikkelde taal met alle naamvallen en grammatica. Ik kon mij ook nauwelijks voorstellen wat ik in mijn leven met die taal zou moeten, daar in die naoorlogse jaren Duitsland nog steeds iets van een vorm van besmetting kende.  Bovendien, voor Frans had ik boeiende leraren, maar voor Duits en Engels waren ze onsympathiek, hypocriet, dogmatisch, streng, onaardig, vervelend en wat al niet meer. Het belang van de Engelse taal besefte ik mij terdege. Op de middelbare school had ik een Israëlische penvriendin (ene Yael Ben Zion, als het mij goed herinner). Dat ging in het Engels. Veel brieven en lange brieven. Grammaticaal wellicht niet denderend, maar ik kon mijn boodschappen kwijt en wat zij schreef vatte ik uitstekend. Kortom, om de diverse talen via school mijzelf eigen te maken zag ik weinig belang en bovendien besteedde ik mijn tijd liever aan leuke, niet schoolse, zaken. Ook mijn pubertijd heb ik met volle teugen ondergaan. En zo had ik een vriendinnetje, Marion van Stigt uit Driehuis, waar ik echt helemaal weg van was. Het leek geruime tijd redelijk wederzijds, maar hoe zij er precies in stond heb ik nooit geweten (wel is zij later met haar buurjongen van uit die tijd getrouwd). Nee, haar ouders
waren de bepalende factor. Op gegeven moment kreeg ik te horen dat mijn schoolprestaties dermate benedenmaats waten dat zij niet wilden dat ik langer met hun dochter om ging, of ik moest beter mijn best doen. In die periode zat ik in mijn dieptepunt Duits met een gemiddelde van ergens tussen de één en twee. Maar goed, ik wilde Marion niet kwijt en sloeg aan het leren. En jawel het eerste proefwerk was; Duits. Ik had goed mijn best gedaan en met de teruggave van de gecorrigeerde proefwerken bleef de docent honend naast mijn tafeltje staan: je hebt een 10... Je krijgt een 3. Vol ongeloof staarde ik de docent aan. Nog voor ik de waaromvraag kon stellen het vervolg: aangezien je nooit hoger scoort dan een 2 kan het niet anders zijn dan dat je hebt gespiekt.  Helaas heb ik je niet betrapt, maar het verschil is zo overtuigend dat ik er met zekerheid vanuit kan gaan, dus krijg je die 3. Klaar. In die tijd was je dan letterlijk uitgeluld en het was ook de tijd dat je ouders altijd de kant van de docenten kozen. Er was maar een oplossing. Die diende zich snel aan. Een tweede proefwerk Duits. Ik mij weer te pletter leren en... Er stond een 10 op het nagekeken werk. Ook stond er een driftig blauw kruis door het cijfer en nog nog driftiger geschreven 1 naast het oorspronkelijk rode cijfer. Geen commentaar dit meer.

Dat betekende het einde van mijn relatie, maar ik een bijna definitieve nekslag ooit nog te willen leren, dan wel echt mijn best te doen. Nadat ik op een blauwe maandag begon met een cursus Zweeds (vraag mij bij God niet waarom ik voor die taal koos) stopte ik er drie dinsdagen later alweer mee.

Wel heb ik gedurende twee seizoenen een keer per week Spaanse les gevolgd. Dat was bij een oudere vrouw in Zandvoort en enkele suffige medeleerlingen. Maar ik hield vol, want ik had het plan om, met vriend Joop, naar Venezuela te gaan. Na bijna twee cursusjaren gingen wij. Ik kon het Spaans goed volgen, maar durfde mijn bek niet open te trekken. Joop begreep geen snars van die Venezolanen, maar lulde iedereen de oren van de kop. In het Spaans. Zo trokken wij als een soort lamme en blinde elkaar aanvullend gedurende zeven weken door het Venezolaanse land.

En nu zit ik in Turkije. Eigenlijk ben ik van mening een flink stuk basis van de Turkse taal mij machtig te moeten maken. Tot vijf tellen gaat redelijk soepel. Van zes tot tien moet ik al flink nadenken. Bedanken kan ik en merhaba kan ik al uitspreken sinds ik ooit een reclame/naambord voor een shoarmazaak in de Haarlemse Koningsstraat maakte. Verder blijf ik hangen. Beelden uit mijn jeugd komen weer boven drijven, vooral wanneer anderen hun best doen mij te helpen of mij willen stimuleren. 'S Nachts zit ik, wanneer ik de slaap niet kan vatten, stilletjes op het marmer van de trap te tellen tot tien. Verder heb ik een schrift. Daar zet ik de woorden in die ik wil leren. Ik vergeet vooral de woorden op te schrijven, omdat ik de woorden zoek, wanneer het schrift ver buiten mijn bereik is. Maar, ik blijf door zetten! Ik zal de Turkse taal op bescheiden schaal machtig worden. Het zal wel een aantal jaartjes duren. Behalve dat ik de beschuldigende vinger op mijzelf wijs doe ik dat ook richting de Turken. Ze beginnen al in het Engels, en soms krijg je de kans niet eens iets in het Turks te zeggen. Of je probeert het in het Turks en ze denken dat je het vloeiend spreekt. Een tussenweg ben ik nog nauwelijks tegen gekomen. Ja, juist voor mij wordt het een martelgang. Gestaag zal ik echter door zetten. Ik kan nu dan ook zeggen; teşekklüler voor het lezen van deze editie van mijn blog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten