zondag 15 maart 2015

Stekeligheden

Dribbel dribbel, daar loop ik. Door het nachtelijke landschap. Mijn silhouet in het schijnsel van de lantaarns. In een rechte lijn, maar toch gebogen volg ik mij weg. Zoekend en ruikend. Het liefst ben ik alleen. Toch zoek ik elke nacht mijn partner op. Ben iedere keer lang onderweg. Overdag slaap ik. Ergens heb ik mijn nest. Ergens, maar waar, dat houd ik geheim. Andere dieren zien mij nauwelijks, maar ik zie alles. Scherp met ogen, alert met mijn gehoor. Vrijwel geruisloos beweeg ik mij soepeltjes voort. Overdag laat ik mij het liefst niet zien. Men noemt mij een nachtdier. Zelf heb ik het liever over een nacht braker. En iedere ochtend ga ik naar mijn geheime plek. Gedurende de dag slaap ik, droom en kijk terug op de dag. Nou, de nacht dus eigenlijk.



Soms dan ben ik wakker als de nacht nog niet is gevallen.dan scharrel in wat door het gras. Wanneer mensen mij zien.... Ik begrijp het niet helemaal. Ik ben een dier met stekels, maar toch lijkt het dat de mensen mij zien als een zacht lief diertje. Vaak zetten ze een bakje melk neer. Daar ben ik dol op, maar ik krijg er ook altijd last van. Melk is niet goed voor egels, maar de meeste mensen weten dat niet. Mensen vinden egels vertederend. Vreemde gasten, die mensen. Wij, egels hebben toch dikke stekels? Dat is toch niet zacht? Aaien kunnen ze ons niet. Goed, onze pootjes, buik en snuit zijn zacht roze. Een betje doorzichtig zelfs. Wanneer we lopen staan we hoog op onze pootjes en we bewegen ons heel soepel en vlot. Maar waarom de mensen nu zo dol op ons zijn... Geen idee.  Maar goed, het belangrijkste is dat we niet bang voor ze hoeven te zijn. Anders is het met de dieren, die ze soms hebben. Sommigen zien ons als speeltje, anderen zijn vooral nieuwsgierig. Honden zijn dat. Wanneer ze naar ons toe komen rollen we ons op tot een bolletje. Pas als zo een hond echt denkt dat we een bal zijn zet ik mijn stekels op. Nou, dan zijn ze dus zo vertrokken. Mijn stekels hebben scherpe punten. Een kleine aanraking is wel voldoende om mijn vijanden af te schrikken. Een egel heeft best veel vijanden, omdat wij toch vrij klein zijn. Toch gebeurt het zelden dat zo een vijand ons te pakken krijgt. Dat we ons kunnen oprollen en we onze stekels op kunnen zetten is onze redding, maar daarom kunnen we dat ook vast.

Als ik een nest heb, ben ik wel alert. Meestal bouw ik een veilig nest, een nest wat geen mens of dier makkelijk kan vinden. Moet ook wel, want wanneer ik kleintjes heb, die nét geboren zijn... Zijn ze echt heel klein en naakt. In het felle zonlicht kan je er zelfs bijna door heen kijken. Goed voor je anatomie. Egels zijn dan ook goed op de hoogte van de anatomie. De kleintjes moet ik goed warm houden. Door hun naaktheid vatten ze snel kou. Pas na korte tijd ontwikkelen zij hun stekels, die eerst als veren zo zacht zijn. Ik kan me nog herinneren, van toen ik jong was, die nieuwe stekels nog wel eens kriebelden. Niet die van mijzelf, maar wel die van mijn broertjes en zusjes.



Als kleine egel heb je een goed leven. Er wordt goed voor je gezorgd, maar dan komt een dag, dat je het nest moet verlaten. Niet dat je weg gestuurd wordt. Nee, je moet dan zelf op zoek naar voedsel en voor je het beseft ben je alleen. Gelukkig weet je tegen die tijd wat het leven van een egel in houdt. Tja, en zo red ik het alweer een aantal jaartjes. Je bent veel alleen. Niet erg. Daarnaast kom ik ook vaak genoeg andere egels tegen. We weten elkaar te vinden. Op die manier informeren wij ons ook over de actuele sta d van zaken. Meestal wat broddelpraat, maar wel gezellig. Soms is de informatie heel essentieel. Dat er koude aan komt, of veel regen. Daarover informeren we elkaar, zodat we ons er op kunnen voorbereiden. Wel prettig, wanneer je op tijd een goed nest kan maken. Vooral tegen de winter. Voordat het echt koud wordt wil je toch je nest voor elkaar hebben. Onze winterslaap duurt toch zo een drie tot vier maanden. Dan wil je én genoeg eten in je buik hebben en goed (en rustig) kunnen slapen. Overigens slapen we lang niet aan een stuk door. Af en toe worden we even wakker. Soms eet ik dan iets uit mijn voorraad, die ik op tijd heb aangelegd. In de winter zijn dat zaden en kleine nootjes. Anders dan mijn voedsel in de zomer. Dan eet ik ook heel veel insecten. Nee, een egel is niet vegetarisch. We eten alles, maar onze voorkeur gaat uit naar kleine insecten, vooral wormen en maden, omdat die lekker vet zijn. Ik hou wel van vet, dat is goed om de winter door te komen.

In de winter heeft iedere egel zijn eigen nest. Maar wanneer we uit onze winterslaap komen zoeken we elkaar op. Dan gaan we feesten en hebben we veel seks. Egelseks is best lekker hoor. Van die stekels heb je geen last. En de mannetjes zijn heel voorzichtig en lief. Bij andere dieren gaat de seks nog wel eens een stuk ruwer. Bij kippen bijvoorbeeld. Mijn hemel, ruige gasten zijn dat. Na de seks verdwijnen de mannetjes weer. We houden wel contact, maar vooral 's nachts en pas weer wanneer de kleintjes zelfstandig geworden zijn. Heel soms komt het mannetje even langs, als de kleintjes nog in het nest zijn. Maar het mannetje zorgt niet voor het grut. Daar zijn ze ook veel te onhandig voor.

Wij egels zijn eigenlijk best wel vreemde beesten. En zeker voor de mens zijn wij een groot mysterie. Heerlijk om dat vooral zo te houden... Egeltjes plagen graag. Verder zijn we heel zorgzaam en houden van knusheid. We zoeken graag warme plaatsen op, niet alleen voor onze winterslaap. Maar goed, meer moet ik maar niet openbaren.... Een beetje mysterie houd ik er graag in, dan blijven de mensen ook vertederd naar ons kijken....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten