zondag 25 september 2016

In den vreemde; de Turkse man (63)

Het is alweer een tijdje geleden, dat ik mijn laatste blog schreef. En de laatste blogs gingen vooral weer veel over ellende en nare mensen. Daarom nu maar eens een blog over gewone mensen. Turkse mensen. Vooral de Turk. Hiermee doel ik op het mannelijke deel van het Turkse volk.

In Turkije is er sprake van gelijkheid tussen man en vrouw. Gelijkwaardigheid is een term die hier beter past, want er zijn wel erg veel verschillen tussen de mannen..., en vrouwen. Om iets over de Turkse man te kunnen schrijven iets over het gezin. Veel Turkse mannen hebben namelijk een gezin. Binnen dat gezin is de man absoluut geëmancipeerd. Of de vrouw... Ach, beiden hebben zo hun taken, volgens de Turken eerlijk verdeeld. Dat moet je dan ook maar niet in twijfel trekken. Trouwens, je ziet het op straat. De Turk loopt naast zijn vrouw, zelfs naast zijn schoonmoeder. Wel op voorwaarde dat de Turk niet alleen loopt. De Turk zie je het meest alleen lopen, of samen met Turken, die ook alleen lopen. En daarmee komen wij uit op het specifieke van de Turkse cultuur, de man in het bijzonder. Volgens de Turkse opvatting gaat de man zijn gang, vooral buitenshuis. De vrouw is meestal in en om het huis te vinden. De man niet. Die gaat de wereld ontdekken, netwerken, zich nuttig maken. Het zit dan ook dagelijks vol bij de theehuizen. Alleen mannen. En ze spelen domino of Back-Gammon, al heet dat hier anders. En zitten ze niet in het theehuis, dan hangen ze ergens anders nuttig te lantefanteren. Daarbij bestaat de indruk dat tachtig procent van de Turkse man niet (meer) werkt. En voor veel van de werkende mannen is geen werk..., lees: geen klanten, dus spelen ze hun spelletje. Ik mag die jongens wel... Ze hebben een geweldige opvatting over hun eigen productiviteit. Uitzonderingen daar gelaten, maar daarom zijn het ook uitzondering.
Dat de Turk een hard werkende man is laat geen twijfel. Dat deel werkt echter zo hard, dat je ze nauwelijks ziet. Ja, op zondag, wanneer zij hun kinderen uit laten.

Inmiddels ken ik een aantal Turkse mannen, vrijwel allen getrouwd. Grappig, want bij allen zie ik het zelfde beeld: de man gaat zijn eigen gang. Dat houdt ook in dat ze veel van huis zijn, niet zo graag aan sociale activiteiten in de thuissituatie mee doen, maar buiten de deur altijd voor iedereen klaar staan. Thuis blijven de meeste zaken, vooral klussen, eindeloos liggen. Ook zijn de Turkse mannen macho's. Trots, slagvaardig, fier en populair. Dat laatste is vooral een inzet, veelal zonder dat dit in realiteit tot realiteit leidt. Eigenlijk zit er dus heel veel humor in die kerels.
En de vrouw..., de vrouw wordt aan haar lot over gelaten. Ze zit thuis, doet boodschappen, of haalt en brengt de kinderen van en naar school. Maar, ze worden niet als mindere behandeld, noch als slavinnen. Nee, het lijkt er soms wel op dat affiniteit tussen man en vrouw een niet bestaand begrip is in deze cultuur. Daar draait het om. De affiniteit lijkt te ontbreken, waardoor man en vrouw hun weegs gaan. De man doet dat naar buiten, zij vooral naar binnen. Daarbij is de man wel erg beschermend. Nu is eerwraak iets wat in deze cultuur bestaat, of bestaan heeft, maar dat is wel verklaarbaar. De man is gelijkwaardig en superieur gelijk aan de vrouw. Eer is een zeer belangrijk aspect voor de Turkse man. Misschien wel hét belangrijkste, alhoewel ik niet in de overtuiging leef dat de meeste Turkse mannen überhaupt besef hebben van eer en eerwraak. Het is er gewoon, daar hoef je verder niet over na te denken. Misschien ligt er ook een relatie met hun narcisme. Immers, de meeste Turkse mannen zijn narcistisch.
Tja, er gaan nogal wat oordelen over de toonbank, maar verdomd, het is echt aan de orde. Dat is op veel plaatsen te zien, tot in de hoogste politieke regionen toe. In heden en verleden. En een feit is, de Turk heeft het goed voor elkaar. Toch ben ik blij een Hollandse jongen te zijn. Met Hollandse opvattingen en mijn Hollandse mentaliteit, in de ogen van de Turkse man ben ik maar een mietje. Nou, dat bevalt mij dan mieters... En toch mag ik die kerels wel, al wil ik zelf nooit zo worden.