woensdag 10 februari 2016

Ach, opa lief...

Het liedje "je wordt ouder pappa" zong ik vroeger uit volle borst mee. Ik herkende mijn vader er in. Voor mij is hij altijd een oude man geweest. Als puber en adolescent had ik het nooit zo op oudere mensen. Oude mensen waren lelijk, zuur en serieus. Geen van deze drie dingen deelde ik.



En dan loop je zelf tegen de zestig. Niet dat ik mij dit dagelijks realiseer. Absoluut niet. Sterker, ik voel me juist nog jong. Misschien nog wel een puber. Ja, ik merk wel dat er zaken veranderd zijn. Misschien ben ik iets milder geworden, alhoewel ik nog steeds neig tot mijn puberale uitingen. Het komt er op neer, dat ik mij geestelijk nog steeds jong voel. Eenmaal voor een spiegel, zie ik een oude man. Oud,... een man op leeftijd kan ik beter zeggen. Iedere keer heb ik met deze confrontatie, tussen mijn psyche en lichaam, het gevoel in een shock te verkeren. Het klopt niet, ik ben dat niet. Of ik ben dat wel, maar ken mijzelf niet. Verwarring.

Wanneer ik een leuke jonge meid zie, fantaseer ik wel eens over een prettige intieme avond..., en nacht. Op het zelfde moment realiseer ik mij dat voor zo'n pittig ding ik over kom als een oude viezerik. Een volledig oninteressante figuur, wat dat betreft. Eigenlijk zoals ik zelf vroeger naar ouderen keek. Nu is fantaseren overigens een wel erg groot woord. Het denken gaat zo snel, dat ik (voordat ik überhaupt aan fantaseren toe kom) vrijwel direct beeld heb van het grote leeftijdsverschil, maar vooral hoe ik gezien word. En dat er wat verandert is vooral een fysieke confrontatie. Afgelopen week ben ik gevallen. Een val die ik ook op mijn twintigste had kunnen maken. Ik had slechter kunnen vallen. Toch een paar flinke wonden. Erger nog, na enkele dagen heb ik nog steeds veel last, word ik enorm stijf en trekt de pijn als een nomade door mijn lichaam. Kijk, dat was toch echt anders, toen ik twintig was. Destijds had ik hooguit een dagje een beetje last. Zo zijn er legio voorbeelden van wat vroeger fysiek geen probleem was, maar nu toch wel iets om bij stil te staan.

De klachten nemen toe. Grote en kleintjes. Al sinds mijn jeugd zijn mijn voeten een probleem. Er werd mij ooit verteld op mijn veertigste niet meer te kunnen lopen. Goed, het is wel wat minder, maar ik loop nog steeds. En dit jaar hoop ik mijn zestigste verjaardag te vieren.

De slijtage, de veroudering, de teerheid van het lichaam. Bij de een meer, de ander is er helemaal niet mee bezig. Toch zal de tijd ons inhalen. Iedereen gaat het merken. Veel mensen groeien psychisch met hun lichaam mee. Veel, maar lang niet iedereen. Een kleine categorie, die nog steeds psychisch "jong" blijft, maar zich niet het oudere lijf realiseert. Op televisie was er zelfs een serie over: hotter dan mijn dochter... Maar goed, ik heb geen behoefte onsmakelijke voorbeelden te noemen, dus laat dat soort maar even voor wat het is.

Zelf ben ik mening dat ik mij moet vertonen, zoals mijn leeftijd in grote lijn in geeft. Op dat vlak zijn er nog mogelijkheden te over. Overigens, mijn hele leven heb ik altijd stil gestaan met hoe ik naar buiten toe over kom en of dit (naar mijn normen) verantwoord is. Ik kan er inderdaad bij lopen als een oude zak, maar ook als een vlotte linkse intellectueel. Wat dat betreft is er in al die jaren geen reet veranderd, de mode daarentegen wel.



Hoe wrang ook. Er zit niks anders op dan mijn lot met trots te dragen. Het lijf van een oude vent. Ik mijn hoofd zal ik zo veel, en lang, als mogelijk dat jochie blijven. Een combinatie die ik helaas niet altijd naar buiten toe kan tentoon spreiden. Maar goed, weer ruim 600 worden. Ik ben er een beetje moe van. Mijn ideeën groeien de pan uit, maar mijn blogs worden langzaam steeds korter. Op zich ook wel weer een uitdaging...

woensdag 3 februari 2016

Tellen

Vroeger had je die spiegelstickers met de tekst: ooit een normaal mens ontmoet? Natuurlijk niet. En zelf, zelf spoor ik ook niet op alle vlakken. Schamen voor mijn tekortkomingen die ik niet. Erg veel last heb ik er overigens ook niet van. Het stoort mij niet in mijn dagelijkse bezigheden, noch in mijn sociale contacten. Nou ja, niet voor zover ik mij realiseer. Dat kunnen anderen wellicht beter beoordelen.



Ik heb last van hallucinaties. Dat klinkt heftig, maar valt best mee. Vooral soms lastig, alhoewel meestal zie ik er de humor van in. Mijn hallucinaties zijn geur hallucinaties. Ik ruik dingen, die ik écht ruik, maar wat in feite niet kan. Een hallucinatie beleef je als waarheid. Bij mij is dat gekomen door muizen. Al weer heel wat jaartjes geleden rook ik een dode muis. Niet even, maar weken. Het lijk kon ik maar niet vinden. De geur rook ik. Pas na vele weken trof ik het halfvergane lijk aan..., tussen mijn borden in het dressoir. Na het ruimen bleef ik de geur ruiken. Dat duurde nog weken. Langzaam verdween de rotte lucht uit mijn neus. Toch keerde deze met enige regelmaat terug. Alleen, ondanks dat ik dooie beessies rook, wist ik ook dat ze er niet waren. Bijvoorbeeld tijdens een autorit, ergens in Duitsland op de snelweg. Plots rook ik die rotte lucht. Ook een keer op een bootje. Nog meer op vreemde plaatsen. Plots komt het op, langzaam ebt het weer weg. De muizengeur ruik ik nauwelijks meer, maar een andere geur is er voor in de plaats gekomen. Brandlucht. Op de meest vreemde plaatsen ruik ik brand. En soms komen er ook andere geuren mijn neus binnen, die er helemaal niet zijn. Het zijn niet de plezierigste geuren. Dat is vervelend. Het lastigste is echter dat ik mijn eigen geur vermogen niet meer vertrouw. Is het er echt, of is het er niet? In de meeste gevallen is het er niet...



Behalve mijn geur hallucinaties heb ik ook nog last van een neurose. Ook hier heb ik niet echt last van en moet er soms zelf om lachen, omdat ik mij er weer op betrap mij er aan schuldig te maken. Ik tel. Ik tel van alles. Dat gaat automatisch. Ik moet het doen, zeker wanneer ik mij er niet echt bewust van ben het te doen. Dagelijks haal ik brandhout naar boven. Ik die dat in een emmertje. Bij het vullen tel ik de houtjes, die ik in de emmer doe. Toen er twee ton hout werd gebracht en ik moest dat ordenen heb ik mij kapot geteld. Het sloeg volkomen nergens op, maar ik bleef maar tellen. Nu valt het tellen van het hout nog relatief mee. Ik teken ook en teken onder andere met stipjes. Vele stipjes. Ik plaats ze in noodtempo. Ik tel in noodtempo. Ik tel nooit door. Na iedere pauze begin ik opnieuw, bij ieder emmertje begin ik opnieuw. Wanneer ik streepjes zet, tel ik. Kortom, bij iedere repeterende handeling gaat mijn telraam aan. Het is ongelofelijk hoeveel repeterende handelingen een mens dagelijks verricht. Bestek uit de vaatwasmachine halen; vorken tellen, messen tellen, en ga maar door. Ik verbaas mij er over wat je allemaal kan tellen. Steeds weer opnieuw. Het is een onschuldige dwangneurose, en ik zie er de humor van in. Regelmatig betrap ik mij er op en spreek mijzelf luid aan te stoppen met tellen. Dat werkt soms. Aan de andere kant, waarom mag ik niet tellen? Laat me lekker, niemand heeft er last van. Anderen merken het niet. Ik tel niet hardop. Nou ja, zelden, en zeker niet in gezelschap.



Ik heb nog wel een paar van die afwijkingen. Laten we het gewoon maar afwijkingen noemen. Behalve de de geur hallucinaties zijn het allemaal dwangneurotische afwijkingen. Klein en onschuldig van aard. Alhoewel sommige uiterlijke kenmerken hebben en mijn vrouw mij er soms op aanspreekt. Of zij door heeft dat het soms mijn dwangneuroses zijn weet ik niet. Kan me ook niet zo veel schelen. Nee hoor, het is zelfs heerlijk iets dergelijks te mankeren en het jezelf ook te realiseren. Laat me maar lekker, met mijn eigen bescheiden gekten. Ik voel mij er heel gelukkig mee, of ondanks dat ben wik gelukkig. Gek hè?