woensdag 1 juni 2016

Als je kind voor de deur staat...

De bel gaat. Onbevangen open ik de deur. Daar staat een persoon. Ik ken de persoon niet, maar er lijkt iets waardoor ik het gevoel heb de persoon wel te kennen.

Nee, geen droom, geen losse fantasie, wellicht een mogelijke realiteit. Nee, en ik schaam mij er niet voor. De zojuist beschreven persoon zal dit jaar 39 worden. Of het een man is, of vrouw, is mij onzeker. Voor zover ik mij herinner heb ik echter vernomen dat het om een manspersoon zou moeten gaan.

Hoe kom ik er bij? Ach, soms kijk ik naar Spoorloos (van de KRO). Veel verhalen zijn hetzelfde, edoch allen uniek. Het maakt ook iets in mij los. Neen, ik ben geen zoekende. Iemand zou mij kunnen zoeken. Hoe zal ik reageren, wat zal ik doen? Wat doet het mij? Sinds 1977 is het een vraag, een onzekerheid, welke mij op onregelmatige basis bezig houdt.
Om verdere cryptische woorden en zinnen te voorkomen ga ik terug naar de zomer van 1976, veertig jaar terug.

Met de Renault 4, van mijn moeder, was ik op vakantie in Frankrijk. Mijn geld was op, maar wist waar mijn ouders met hun KIP caravan verbleven. De reactie van mijn vader was helder. Hij gaf mij geen geld, maar ik moest maar vragen of ik op de camping kon werken. De camping was van een Nederlander. Het jaar er voor was ik er al geweest. Met mijn ex, die net mijn ex was toen wij afreisden. Volgens mij heette hij Guido. Zowaar, ik mocht van Guido op de camping werken. Een week schoonmaak, een week onderhoud, een week zwembad, dat was het ritme. De camping lag in Boisson, vlak bij Saint Ambroix, een vijftig kilometer onder de Ardèche. Een leuke camping, leuke gasten.
Wanneer je op een camping werkt heb je op de een of andere wijze aanzien, waardoor het amoureuze leven hoogtij vierde. Vriendinnen wisselden elkaar dan ook in een hoog tempo af. Vreemd gegaan ben ik nooit, maar de gasten bleven ook niet altijd lang, waardoor regelmatig van partner wisselde, maar nimmer bedroog. Wat later in het seizoen waren er twee Franse meisjes, uit de buurt van Amiens. Met een van beiden bedreef ik de liefde. Echter, voordat zij weer verder trokken kregen wij een onenigheid. Het gevolg was dat wij uiteindelijk in onmin uit elkaar gingen, toen de meisjes weer huiswaarts keerden.
Een jaar later kwam ik wederom op de camping. Tweede maal als gast. Minder spectaculair als het voorgaande jaar, maar toch wel weer een leuke tijd. De tweede week kwam een van de meisjes uit Amiens. Niet het meisje waar ik wat mee had gehad. Haar houding was afstandelijk, lichtelijk vijandelijk zelfs. Pas na enkele dagen was er sprake van enige communicatie. Zij was boos op mij. Over het feit van de ruzie, van het voorgaande jaar, en het feit dat haar vriendin een kind had gekregen. Volgens haar was dat kind uit mijn zaad ontsproten, en betrof het een jongetje. Na deze verwijtende reactie liep zij weg en heb ik haar nooit meer gesproken. Zij bleef mij mijden, gedurende de dagen dat wij beiden op de camping verbleven.

Natuurlijk hield het bericht mij bezig. Als twintig jarige wist ik niet goed wat ik er mee aan moest. Een adres had ik niet. Haar naam was mij toen al haast ontschoten. Mijn leven ging door.

De jaren er na verdween het voorval uit mijn hoofd. Druk met van alles. Een eigen leven. Dat duurde even. Soms kwam het wel aan de orde en dan vertelde ik het verhaal. Ik schaam mij er niet voor. Ik heb nergens spijt van. Het is zo gelopen, ingegeven door de naïviteit van twee jongeren. Het zij zo.
Toch, naarmate de jaren verstrijken, ben ik er wel meer mee bezig, zij het met perioden. Stel, dat er inderdaad iemand voor je deur staat en zegt; ik ben je zoon. Op een gegeven moment realiseerde ik mij, dat die persoon dan al dertig zou zijn. En nu dus 39. Stel dat... Stel dat alles echt waar is, stel dat er een zoon is en stel dat deze zoon mij een keer zal zoeken. Zoals velen via Spoorloos de zoektocht naar hun biologische oorsprong ondernemen. Stel dat..., nou, dan ben ik er! Dan héb ik echt een zoon. Ondanks nooit eerder van betekenis te zijn geweest, nooit van het bestaan geweten te hebben, het is dan mijn zoon. Ik zal er zijn, hem ontvangen en alsnog een vader zijn, wanneer dat de vraag is.
Misschien komt die dag, misschien nooit. Ik zie wel. In ieder geval ben ik er klaar voor. Ik zal er, vanaf dat moment, zijn. Mijn verantwoordelijkheid en mijn rol nemen. Ik zal hem in mijn armen nemen....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten