zaterdag 28 maart 2015

Vlugthovenstraat

Het zal niet veel schelen en ik kan mij goed voorstellen wanneer de Vlugthovenstraat het oudste straatje van Santpoort-Noord is. Iets breder dan een steeg, met een kromming. Aan een zijde kleine witte huisjes, met na de kromming een kleine verbreding. Tegenover de verbreding was vroeger de smederij. Het was zelfs een hoefsmid. Schuin er tegenover was de schoenmaker, Cardol, waarvan zoon Ruud bij mij op school zat. De witte huisjes waren klein, in mijn jeugd een aantal redelijk vervallen, maar bewoond. Tegenwoordig zien ze er netjes uit en zijn ze vergroot, door huisjes samen te voegen. De andere kant was duidelijk minder oud. Iets meer huizen met een statige uitstraling. Ik neem aan begin twintigste eeuw. Twee etages. Vanaf de Hoofdstraat tot en met de hoefsmid waren. Oude panden. Na de "nieuwbouw" stonden er ook aan die kant nog een of twee van die kleine witte huisjes. Vaak nam ik de Vlugthovenstraat om naar het dorp te gaan. Meestal via de Terrasweg, en bij poelier Stuit sloeg ik af naar de Vlugthovenstraat. Meestal stond ik dan even te kijken bij de smid. Ik vond dat geweldig, vooral wanneer er paarden beslagen werden. De geur van de hete kolen en half gesmolten staal, o daar genoot ik van. Bovendien was ik nieuwsgierig en wilde zien hoe het smeden ging.

Na de smidse was een horecagelegenheid. Best chique voor die tijd; de Uileboom. Hoe die eigenaar heette weet ik niet meer. Wel dat ie in een groot huis woonde, vlak na de dorpskerk aan de Burgemeester Enschedelaan. Zijn zoontje was iets jonger dan ik, voor zover ik mij nog herinner. Een verwende kwast vond ik het maar.

Het verlengde van de Vlugthovenstraat was de Middenduinerweg. Vanaf de "afslag" Stuit. Hier stonden kapitale huizen, waaronder het huis van de tandarts, Smeenk. Ook het zoontje van Smeenk (Ben) was een vriendje. Smeenk zelf was geloof ik weer een vriend van mijn moeder. Achter het huis hielden zij paarden en was er zo een bak, met zand, waarin ze konden lopen. Ik speelde wel eens bij Ben. Er was een nadeel. Soms werd ik naar binnen gehaald en op de stoel van vader gezet. De tandartsstoel dus. Een ieder zal begrijpen dat nadat dit een paar keer voor was gekomen, ik niet graag meer bij Ben thuis speelde. Mijn panische angst voor de tandarts is dan ook daar ontstaan. De "ontvoering" naar de stoel was al traumatisch. Vader Smeenk was ook niet erg pedagogisch aangelegd. "Mond open!", was een kort commando, waarvan hij zich er van velen bediende. Het was geen spreker, althans niet naar mij. Bovendien was hij vrij ruw. Boren, of wat dan ook zonder verdoving. Reageerde je panisch, zei hij dat ik mij niet aan moest stellen. Blijkbaar heb ik mij destijds veel aangesteld. Na Smeenk ben ik bijna twintig jaar niet meer naar de tabdarts geweest. En dan ging in het dorp het verhaal dat de tandarts verderop in de straat (op het hoekje tegenover de naaldkerk) pas echt bekend stond als beul. Inderdaad heb ik bij ons in de tuin wel eens iemand horen gillen, die zich daar liet behandelen.

In het rijtje van Smeenk waren ook een paar leuke huizen. Minder groot, maar wel met een lieflijke uitstraling. De andere kant van de straat was een weiland. Dat hoorde bij het witte huis (eigendom van de Hoogovens, voor de hoger geplaatste werknemers). Ooit heeft er, tijdens mijn leven, een keer de kermis op dat weiland plaats gevonden. Ik was nog jong, maar het is mij bij gebleven als de leukste Santpoortse kermis ooit. In het witte huis woonde Machteld. Machteld zat bij mij in de klas. Een enorme wijsneus, en ik denk dat zij het ver geschopt heeft, maar ze was het lelijkste meisje van de klas. Ze had grote voortanden, vlechten en kleding uit het jaar nul. Vooral haar kousen (of maillot) staan mij nog bij. Ik ging overigens wel met Machteld om. Ik ging veel met de zwakkeren uit de klas om. Of ik er zelf bij hoorde, of dat ik toen al begaan was met mijn medemens weet ik niet meer. Ook geheel niet interessant. Toen Machteld verhuisde kwam Anneke daar te wonen. Anneke was al vanaf de kleuterschool mijn vriendinnetje. Sinds een aantal jaren hebben we elkaar weer gevonden en zijn we goede vrienden geworden.



De laatste witte huisjes lagen aan het weiland. Een veld met bomen, waar vroeger ook schapen graasden. Zonde van die Smeenk, want verder was dat stuk het leukste straatje (beide straatjes zie ik even als één straat) van het dorp. Een goed decor voor films die zich begin vorige eeuw afspelen. Alleen, de smidse is niet meer. Dit is nu een onderdeel van de Uileboom. Het café gedeelte. Toch jammer. De Uileboom bestaat overigens ook al sinds ik mij kan heugen. Op het hoekje van de Vluchthovenstraat en de Hoofdstraat. Met mijn familie hebben we daar wel gegeten. Vast weer op een verjaardag van een van mijn grootouders. Eigenlijk alleen dan kwamen wij in een restaurant. Misschien daarbuiten nog een enkele keer, maar gewoongoed was het zeker niet. We zaten dan met de hele familie. Mijn oom en tante, soms mijn andere oom (toen hij nog leefde) en tante, mijn enige neef (van moeders kant) en de nichtjes. Mijn jongste nichtje was even oud als mijn jongste broer, dus zes jaar ouder. De rest zat daar allemaal boven, dus ik was behoorlijk de Benjamin van het geheel. Met mijn ouders en grootouders erbij was het altijd een lange volle tafel.



Een doodgewoon straatje, wat achteraf, vrij kort en je loopt er zo voorbij. Ja, heel menselijk. We rennen onze eigen geschiedenis voorbij en kijken nauwelijks om ons heen. Bij de naam Vlugthovenstraat zal het gros je aankijken of je een vreemde taal spreekt, nog een gros begint er over dat je je auto nauwelijks kan parkeren in de Vluchthovenstraat en een wat chaotisch schizofreen achtige leep uit mijn ogen kijkende idioot zal positief reageren: hé, dat leuke straatje in Santpoort.

Mij is toch de smidse het meest bij gebleven. Dat was nieuw en daar wilde ik meer van weten, en als klein jongetje was ik altijd erg nieuwsgierig. Was de elektricien bij ons bezig (Ninaber), zat ik er met mijn neus bovenop. Bij de aanleg van de cv, idem. Dus, iets als een smederij was wel heel erg spannend. Donkere ruimte, vuur en gloeiend staal. Maar zeker ook de geur. Ja, een smederij heeft een geur. Kolen, staal, rook en weet ik wat al niet meer, maar het heeft een heerlijke geur.

Van de schoenmaker weet ik mij minder te herinneren. Ik kwam er wel eens, omdat Ruud bij mij in de klas zat. Klant waren we er niet. Mijn moeder had Freijser in Bloemendaal als schoenmaker voor het gezin. Zij kende die familie uit haar jeugd. Dus bij Cardol kwam ik ook nauwelijks in de winkel. Ik kwam voor de zoon. Erg veel ben ik daar overigens ook niet geweest en volgens mij alleen de eerste jaren van de lagere school.

De witte huisjes waren een beetje vervallen. De straatstenen lager er niet zo mooi bij. Het was echt een achteraf straatje, een steegje haast. Daardoor hing daar wel de sfeer die mij zo aan trok.

Laatst zocht ik de Vlugthovenstraat op, op internet. Er was weinig over te vinden. Een enkele foto, waarvan de helft uit een recente periode. Tot mijn spijt heb ik geen foto van de smederij kunnen vinden. Wanneer ik die ooit in handen krijg, zit daar wellicht een sfeervolle inkttekening in. Ik zal de sfeer die ik voelde in inkt pogen uit te drukken. De sfeer heb ik op de een of andere manier voor ogen, maar het juiste beeld ontbreekt. Net als het beslaan van de paarden. Naar ik meen gebeurde dat voor een deel, in ieder geval, op straat. Ach, de weemoed doet mij in herhaling vallen. Mis ik het? Nee, dat niet, maar met mijn gedachten terug naar plaatsen uit mijn (vroege) jeugd roepen toch weer iets. Iets wat er al heel lang niet meer was. Wat dat betreft verwaarlozen wij onze herinneringen soms teveel.maar goed, ik leef nu en kijk naar de toekomst. Toch heeft achterom kijken zo zijn charmes. Met name bij de Vlugthovenstraat ontpopt dat gevoel zich. Een, op het oog, onbeduidend straatje. En straatje wat in de moderne digitale wereld nauwelijks lijkt te bestaan. In gedachten was ik even terug. Lekker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten