vrijdag 8 november 2019

Strand

In mijn jonge jaren togen wij strandwaarts op de fiets, zwetend door de duinen. In principe werden hier zonnige zomerse dagen voor uitgekozen, alhoewel het grillige Hollandse weer regelmatig onverwacht roet in het eten wist te gooien.



Het strandbezoek was telkens weer een onderneming, welke een goede voorbereiding behoefte. De banden werden opgepompt, de pomp en het bandenreparatiesetje diende ingepakt te worden. Handdoeken, het plastic emmertje, de nodige versnaperingen en zonodig een windscherm. Bepakt en beladen trapten we de Naaldkerk voorbij. Voor mijn gevoel was het naar de ingang van het duingebied al een stevig eind trappen. Duin en Kruidberg vermeldde het bordje, genaamd naar het naastgelegen buitengoed. Een stukje recht, langs een klein agrarisch veldje, scherp naar rechts en alras met een zelfde hoek van 90 graden naar links. Daar begon het echt. Onder de hoge en statige beukenbomen. Bij terugkeer werd hier later kort geparkeerd om het welkome water uit het fonteintje te drinken. Soms was mijn behoefte op de heenweg al een korte adempauze in te lassen.

Dan begon de tocht echt. Langzaam ging het loof over in naaldbomen en het typische, wat kale, duingebied. De verharding van het pad veranderde even zo ongemerkt in een mul schelpenpad. Dan kwamen de eerste duinen. Het pad maakte een bocht om de helling van de klim minder stijl te laten verlopen. Vol vaart en met alle kracht poogde ik de top van de duin als pedalerend te behalen. Zeer regelmatig een hopeloze poging, naarmate ik meerdere lentes telde echter wel met een toezend gemak. De eerste duin wist ik al snel de baas te zijn, maar de volgende toppen behaalde ik lopend en hijgend met de fiets in mijn hand. Er waren minstens drie van die duinen, die "genomen" moesten worden vooreer de laatste duin bereikt was. Mijn jeugd was nog voor de grote konijnenziekte. Overal wipten de witte kontstaartjes als kleine balletjes weg. Konijnen zag je altijd, herten waren een zeldzaamheid. Soms kon je een vos, op grote afstand, waarnemen.de reis tot de laatste duin heb ik altijd ervaren als een marteling van het kleine kind, echter blij wanneer de stalen ros tegen het dennenhouten hek gezet kon worden om vervolgens gebogen onder alle bagage die laatste barricade lopend aan mijn wil te onderwerpen. Wegglijdend door het mulle zand bereikte ik de top waarop mijn stemming direct omsloeg in een ondefinieerbaar gevoel van genot. Het strand van Santpoort lag vrijwel precies tussen Bloemendaal aan Zee en het strand van IJmuiden. Een ondefinieerbaar stukje strand, waar plots een tal van handdoeken en windschermen uitgestald waren. Enige voorzieningen ontbraken. Het deerde ons niet. Met het emmertje toog ik naar de rand van de zee om krampachtig vele emmertjes te vullen in de irreële drift de zee tegen te houden. Meegebrachte Dinky Toys werden ingezet op de in zand aangegeven wegen.

Niet zonder weemoed gaan mijn gedachten soms terug naar mijn kindertijd. Vreugde en verdriet wisselden elkaar continu af. Afzien en genieten. Tegenwoordig hoef ik niet af te zien het strand te bezoeken. Ondanks dat het oude stukje strand weinig door verandering is aangetast is de wereld veranderd. Richting de kim zijn met een goed oog tientalle windmolens te ontdekken. Grote tankers liggen in een groep te wachten de sluizen te mogen passeren... Hè, de tankers zijn weg. Het strand van IJmuiden komt steeds naderbij dat verlaten strandje van Santpoort. Sinds de zuiderpier verlengd is groeit het strand. Toch, verder lijkt er weinig veranderd. En dat na zo'n 50 jaar. De wereld zo aanschouwend lijkt alles vredig. Echter, bij het verlaten van het strand overrompeld alle drukte mij, lawaai, het volle land. De konijnen zie ik niet meer, je struikelt over de herten, rundersoorten of semi wilde paarden. Waar ik ook ben, er is geluid. Achter die duinen realiseer ik mij hoe de wereld langzaam ten onder gaat, vernietigd door de mens. Ondanks de wrede herinnering aan de zomerse fietstochten koester ik mijn stukje strand...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten