Al
eerder gaf ik aan middels mijn dromen zaken uit het verleden te verwerken,
sinds wij onderweg zijn. Het lijkt of de herleidbare verwerkingsdromen nu wel
voorbij zijn, maar ik droom stevig en herinner mij met enige regelmaat de
dromen. Vannacht had ik een droom, die ik vorige week ook droomde...
De droom ging over het mausoleum waar
de as van mijn schoonmoeder lag, terwijl wij haar met vereende krachten in de
duinen van Zandvoort verstrooid hebben. Beide keren begon het met een lange
reis. Naast een gevangenis (waar je alle gedetineerden door een hek kon zien).
Het eerste deel was een langgerekt heuvelende begraafplaats. De eerste keer
waren Reina en ik samen. In de tweede droom waren we met Lina en Anna. De
eerste droom was de begraafplaats verlaten, maar bij de tweede keer was er bij
ieder graf grote drukte. Er waren alleen maar vrouwen, gehuld in glimmende
lichte stoffen. Een beetje de kledingstijl uit oost Europa (Roemenië,
Hongarije), maar in een feestelijke versie. Iedereen was druk bezig en het leek
meer op een picknick plek, dan een begraafplaats. Bijna met open mond wandelden
we er langs en keken toe. Anna niet, zij nam het lage pad en keek telkens licht
getergd naar boven, opdat wij wel genoeg door liepen. Na de lange begraafplaats
was er een soort plein. Met een pendelbusje werd het laatste stuk afgelegd. Tot
het loket. Daar stapte iedereen uit. In de eerste droom waren we vrijwel alleen
in het busje, in de tweede was het druk. Een wat oudere vrouw maakte een hoop
stennis om als eerste uit te mogen stappen. Daarna volgden wij. Beide keren
moesten wij ons paspoort tonen, alvorens verder te mogen. Lina (de tweede
versie) kon in eerste instantie haar document niet vinden. Vervolgens mochten
we door lopen. Een heel lang en breed pad. Het eerste gedeelte was een lange,
hoge en pompeuze muur van marmer. Na een paar honderd meter hield de muur op en
was er een brede trap. Zo breed als het gebouw (achter de muur). Lage treden.
De eerste keer wilde we daar heen, echter we werden tegen gehouden. Bloemen
mochten op de onderste treden gelegd worden, verder mocht je niet komen. De
eerste droom eindigde hier. In de tweede droom liepen Reina en ik door, langs
een cederbos met lichte naalden. De meisjes bij de trap achterlatend. Helemaal
aan het eind van het brede pad stond een hokje. Het blauwe gordijntje stond
open. Reina ging naar binnen. Ze werd jolig en de man, in witte kleding, was
afhoudend en uitdagend gelijktijdig. Het schouwspel aanstarend stopte te droom.
Voor deskundigen in dromen is hier
misschien wel iets uit te halen. Zelf kan ik de droom nauwelijks plaatsen. En
waarom ik dezelfde droom nu twee keer langs heb zien gaan is een raadsel. Wel
had ik vroeger dat dromen zich herhaalden. Jarenlang had ik tijdens vakanties
mijn vakantiedroom. Een soort enorme berg van Babel, waar van alles gebeurde.
Iedere keer verschillend, maar de basis omstandigheid was het zelfde. Die droom
heb ik nu al jaren niet meer gehad.
Een andere, deze week. Ergens in een dorpje, met veel groen
en hoge bomen word ik verliefd op een meisje. Ik heb wel wat contact, maar
dring niet echt tot haar door. Ik weet niet hoe ik het aan moet pakken en ga op
zoek naar mijn atelier. Ergens in een bos een verlaten fabrieksterrein. Her en
der verwaarloosde panden rond een groot stuk grond. Overal mensen. De wereld
hier heeft iets weg van een hippie stad, of commune (een beetje als Ruigoord).
Ik ga op Herbert af, die in een vale beige werkmansbroek staat (met bandjes
over de schouders en een borstvak). Hij legt mij de weg uit en gaat naar
binnen. Even later volg ik hem. Herbert is nergens meer te zien en ik ga dwalen
door het gebouw. Een wirwar van gangen en trappen. Over het algemeen vrij
donker, wat het tot een waar doolhof maakt. Ik voel steeds verder in de goede
richting te komen. In mijn ooghoeken zie in achter openstaande deuren overal
ateliers, waarvan de meeste een bedompte indruk maken. Aan het eind van een
gang treed ik een ruimte binnen. Het is hier een grote miniatuur treinbaan.
Behalve een enorme tafel zijn ook de wanden en het plafond bedekt met rails,
huisjes en attributen. Twee forse mannen staan opgewonden voor de tafel. Beiden
in een min of meer Duits uniform, maar ook een beetje zo'n uniform als wat je
ziet in die films die afspelen van na het vergaan van de wereld, waar de
laatste overlevenden verder proberen te overleven. Eentje staat aan de knoppen
te draaien en op de tafel blijkt de miniatuurwereld een oorlogstafereel te
zijn. Treintje worden opgeblazen en de poppetje worden neergeschoten. Misselijk
verlaat ik de ruimte en dwaal verder door het donkere gebouw. Eindelijk kom ik
buiten. Mijn atelier heb ik nooit gevonden. Buiten, tussen de rookpotten,
ontwaar ik Herbert. Het staat met het meisje waar ik verliefd op ben... Ze
zoenen en zijn innig omstrengeld.
In al mijn dromen komen mensen voor
uit mijn kennissenkring. Vroeger droomde ik in al mijn dromen over huizen.
Meestal spelen mijn dromen in verre en onbestemde oorden af.
Zo is het oud en nieuwe, maar de zon
gaat niet onder. Het blijft vaal licht. Wij (Reina en ik) wonen in een geschakelde
woning van drie huizen. Aan de overkant van de straat baant zich een brede
rivier rustig haar weg zeewaarts. Er kwamen allerlei mensen binnen, waarvan
iedereen een bekende was, in meer of mindere mate. Ook twee kinderen kwamen
langs (de kinderen, hij heeft er volgens mij maar een, van onze schuine
overbuurman uit Driehuis). Overal klinkt geluid, en sfeervol geroezemoes.
Iemand roept Paul, maar er vindt geen
enkele reactie plaats. Ook ik ga nu het huis binnen. Ondanks het licht buiten
is het in de woning donker. Niemand beschikt over een zaklamp en de schaduwen
tasten elkaar een beetje af. Dan gaat de bel, bij de achterdeur. Daar staat
Jan. In een zwarte houtjestouwtjesjas. De bovenkant van zijn capuchon is wit
van een laagje sneeuw. Hij reikt mij speculaasjes aan. Vervolgens meldde ik Jan
dan alle gasten in Punk outfit waren gekomen. We lopen naar binnen. We zoeken
iets, maar ik heb geen idee wat. Vervolgens gaan we naar buiten, via de
achterkant, die aan een groot park grenst. De bomen zijn getooid in
herfstkleuren of dragen nog groene bladeren. In het park kom ik allemaal mensen
van GroenLinks Haarlem tegen. We praten en lopen met elkaar op. Er liggen
bootjes. We stappen in een van de bootjes. Het bootje wordt voller er voller.
De partner van Cora-Yfke (nu wethouder in Haarlem) kwam er ook bij, want wij
hadden iedereen uitgenodigd. Uiteindelijk gaan we varen. Het is een roeiboot,
echter het scheepje beweegt toch op eigen kracht. Het vaart door de in het park
aangelegde wateren. Uiteindelijk varen wij op de enorme brede rivier. Ik kan
ons huis niet meer vinden. Het moet ergens tussen de twee bombastisch grote
bruggen zijn. Dan weer terug het park in. Reina en ik gaan zwemmen in het
donkere water tot er op de deur gebonkt wordt. Martin Gaus staat er voor, met
zijn eeuwige grijns, maar toen de deur open ging, was nergens meer water te
bekennen. We liepen de kamer in, die vol zat en er volgde een serie complexe
vergaderingen. Vervolgens wandel ik naar mijn auto.
Het heeft wel iets dromen te onthouden
en op te schrijven. Een wereld van bizarre combinaties, duistere beelden en een
belichting die in werkelijkheid nimmer te realiseren is. Fantasie met telkens
hele reële aspecten in onmogelijke contexten. Ik ben dol op dromen. Ondanks dat
in veel dromen een teleurstelling verwerkt zit lijkt het mij geweldig, wanneer
het hiernamaals de wereld van mijn dromen is...
Een grote stad, Bohémien. Desondanks
heerste er een nazi bewind. De meeste mensen werden sterk beperkt in hun
vrijheden en handelen. Het was er heel druk en ik bevond mij op een plein. Het
was er vol terrasjes en ondanks het regime heerste er een gezellige enigszins
ontspannen sfeer. Een zijde van het plein werd omsloten door een groot chique
gebouw, aan de buitenzijde uitbundig versierd met marmer en gebeeldhouwde
ornamenten. Ik ging het gebouw binnen. Een imposante hal van enkele etages
hoog. Met de lift toog ik naar de hoogste verdieping. Ook hier hoge plafonds en
lange gangen. Via een deur kwam ik op het dakterras, bijna groter dan het plein
beneden, aangekleed met bakken vol exotische planten. Voor de rijen stoelen
speelde een orkest klassieke muziek. Alle stoelen waren bezet, waarop ik weer
naar binnen ging. Daar kwam ik mijn tante Edith tegen. En meer familie, vooral
van de zuidelijke tak. Ook Lia Merhottein ( ik heb haar nooit ontmoet, en na
haar overlijden heb ik ooit een foto van haar gezien) was er. Samen vertrokken
wij naar het station . Grote pleinen en brede lanen. Maar overal lag afval.
Bergen afval. Er werd afval opgehaald en met het zelfde tempo gedumpt. In een
hoek stonden alleen maar versleten meubels. Dan kwamen Lia en ik bij het
station. Mensen klampten mij aan en vroegen; ben jij Ernst? En iedere
keer dat ik bevestigend antwoordde volgde hele lulverhalen. Het werd mij teveel
en ik vluchtte het station uit en reed weg in de auto.de parkeerplaats, waar ik
vanaf moest, was groot. De lucht betrok tot donkere wolken. Na een foto van de
regenboog genomen te hebben reed ik snel naar mijn vrienden. Ik moest hen
helpen, daar zij onder het juk van de militairen een lijdensweg ondergingen. Om
daar te komen moest ik langs talloze boosaardige mannen in dreigende uniformen.
Mijn vrienden zaten verscholen in een soort zweefvliegtuig van groot formaat.
Via een zelfgecreëerde trap kwam ik binnen, waar overal luchtmatrassen lagen.
Om hun vlucht voor te bereiden moest ik
nog een boodschap doen. Ik reed door het bos. Op een specifieke plaats stopte
ik, omdat er honderden touwtjes aan de boomtakken bengelden. Er verscheen een
zwaar militair voertuig, waarop ik mij tussen de takken op de grond verschool.
Daarna kroop, rende en struikelde ik verder tot ik bij een groot militair
gebouw aan kwam. Er stond een geslachtsloze blote man. Een kennis van mij.
Overal zag ik het zelfde; geslachtsloze blote mannen. En militairen. Ik viel
niet op en maakte van de gelegenheid gebruik mijn vrienden en kennissen te
bevrijden. Ik had mijn taak uitgevoerd...
Mijn nachten zijn intensief. Ik houd
daar wel van. Er zijn nog meer dromen die ik mij herinner. Ik schrijf hier
echter een blog en geen boek der waanzinnige verhalen. Misschien dat het er
ooit nog van komt. Dat wordt dan vast het eerste boek voor schizofrenen...,
daar ik zelf mijn dromen niet kan duiden en veelal ook niet kan volgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten