Op school heb ik
Frans, Duits en Engels geleerd. Voor Frans lag mijn gemiddelde al die jaren
rond een zes. Het gemiddelde van Duits en Engels hing tussen de drie en de vier
in. Sommige docenten mazzelden mij.
Om te beginnen heb ik niet echt een talenknobbel, wat niet wil zeggen dat
ik niet in staat ben een andere taal mij machtig te maken. Zeker op de
middelbare school was luiheid troef. Dat mijn Frans gemiddeld hoger scoorde lag
aan andere zaken. Als kind was ik vaker in Frankrijk en ik was al jong een
beetje een Francofiel. Op mijn 15e ging
ik voor het eerst alleen op vakantie. Naar Frankrijk dus.
Met Duits had ik niet zo veel en vond het maar een ingewikkelde taal met
alle naamvallen en grammatica. Ik kon mij ook nauwelijks voorstellen wat ik in
mijn leven met die taal zou moeten, daar in die naoorlogse jaren Duitsland nog
steeds iets van een vorm van besmetting kende.
Bovendien, voor Frans had ik boeiende leraren, maar voor Duits en Engels
waren ze onsympathiek, hypocriet, dogmatisch, streng, onaardig, vervelend en
wat al niet meer. Het belang van de Engelse taal besefte ik mij terdege. Op de
middelbare school had ik een Israëlische penvriendin (ene Yael Ben Zion, als
het mij goed herinner). Dat ging in het Engels. Veel brieven en lange brieven.
Grammaticaal wellicht niet denderend, maar ik kon mijn boodschappen kwijt en
wat zij schreef vatte ik uitstekend. Kortom, om de diverse talen via school
mijzelf eigen te maken zag ik weinig belang en bovendien besteedde ik mijn tijd
liever aan leuke, niet schoolse, zaken. Ook mijn pubertijd heb ik met volle
teugen ondergaan. En zo had ik een vriendinnetje, Marion van Stigt uit
Driehuis, waar ik echt helemaal weg van was. Het leek geruime tijd redelijk
wederzijds, maar hoe zij er precies in stond heb ik nooit geweten (wel is zij
later met haar buurjongen van uit die tijd getrouwd). Nee, haar ouders
waren de
bepalende factor. Op gegeven moment kreeg ik te horen dat mijn schoolprestaties
dermate benedenmaats waten dat zij niet wilden dat ik langer met hun dochter om
ging, of ik moest beter mijn best doen. In die periode zat ik in mijn
dieptepunt Duits met een gemiddelde van ergens tussen de één en twee. Maar
goed, ik wilde Marion niet kwijt en sloeg aan het leren. En jawel het eerste
proefwerk was; Duits. Ik had goed mijn best gedaan en met de teruggave van de
gecorrigeerde proefwerken bleef de docent honend naast mijn tafeltje staan: je hebt een 10... Je krijgt een 3. Vol
ongeloof staarde ik de docent aan. Nog voor ik de waaromvraag kon stellen het
vervolg: aangezien je nooit hoger scoort
dan een 2 kan het niet anders zijn dan dat je hebt gespiekt. Helaas heb ik je niet betrapt, maar het
verschil is zo overtuigend dat ik er met zekerheid vanuit kan gaan, dus krijg
je die 3. Klaar. In die tijd was je dan letterlijk uitgeluld en het was ook
de tijd dat je ouders altijd de kant van de docenten kozen. Er was maar een
oplossing. Die diende zich snel aan. Een tweede proefwerk Duits. Ik mij weer te
pletter leren en... Er stond een 10 op het nagekeken werk. Ook stond er een
driftig blauw kruis door het cijfer en nog nog driftiger geschreven 1 naast het
oorspronkelijk rode cijfer. Geen commentaar dit meer.
Dat betekende het einde van mijn relatie, maar ik een bijna definitieve
nekslag ooit nog te willen leren, dan wel echt mijn best te doen. Nadat ik op
een blauwe maandag begon met een cursus Zweeds (vraag mij bij God niet waarom
ik voor die taal koos) stopte ik er drie dinsdagen later alweer mee.
Wel heb ik gedurende twee seizoenen een keer per week Spaanse les gevolgd.
Dat was bij een oudere vrouw in Zandvoort en enkele suffige medeleerlingen.
Maar ik hield vol, want ik had het plan om, met vriend Joop, naar Venezuela te
gaan. Na bijna twee cursusjaren gingen wij. Ik kon het Spaans goed volgen, maar
durfde mijn bek niet open te trekken. Joop begreep geen snars van die
Venezolanen, maar lulde iedereen de oren van de kop. In het Spaans. Zo trokken
wij als een soort lamme en blinde elkaar aanvullend gedurende zeven weken door
het Venezolaanse land.
En nu zit ik in Turkije. Eigenlijk ben ik van mening een flink stuk basis
van de Turkse taal mij machtig te moeten maken. Tot vijf tellen gaat redelijk
soepel. Van zes tot tien moet ik al flink nadenken. Bedanken kan ik en merhaba kan ik al uitspreken sinds ik
ooit een reclame/naambord voor een shoarmazaak in de Haarlemse Koningsstraat
maakte. Verder blijf ik hangen. Beelden uit mijn jeugd komen weer boven
drijven, vooral wanneer anderen hun best doen mij te helpen of mij willen
stimuleren. 'S Nachts zit ik, wanneer ik de slaap niet kan vatten, stilletjes
op het marmer van de trap te tellen tot tien. Verder heb ik een schrift. Daar
zet ik de woorden in die ik wil leren. Ik vergeet vooral de woorden op te
schrijven, omdat ik de woorden zoek, wanneer het schrift ver buiten mijn bereik
is. Maar, ik blijf door zetten! Ik zal de Turkse taal op bescheiden schaal
machtig worden. Het zal wel een aantal jaartjes duren. Behalve dat ik de
beschuldigende vinger op mijzelf wijs doe ik dat ook richting de Turken. Ze
beginnen al in het Engels, en soms krijg je de kans niet eens iets in het Turks
te zeggen. Of je probeert het in het Turks en ze denken dat je het vloeiend
spreekt. Een tussenweg ben ik nog nauwelijks tegen gekomen. Ja, juist voor mij
wordt het een martelgang. Gestaag zal ik echter door zetten. Ik kan nu dan ook
zeggen; teşekklüler voor het lezen van
deze editie van mijn blog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten