zaterdag 2 september 2017

Mijn herinnering aan Roanne-Coo...

Soms zijn er van die momenten dat van alles naar boven komt. Gisteren waren wij op visite en op de een of andere manier kwam Coo, een dorpje in de Belgische Ardennen, aan de orde. Op zich ben ik niet zo veel met mijn verleden bezig, maar nu kwamen tal van warme herinneringen naar boven.



Begin jaren zestig hadden wij onze eerste auto; een Renault Dauphine. En voor het eerst gingen wij, met het hele gezin, op vakantie naar het buitenland. Wij reden naar de Ardennen, naar het plaatsje Coo. Onooglijk klein, maar met een 15 meter hoge waterval en "Télécoo", een minuscule pretparkje, maar wel mét skelters. Ook vertrok er een stoeltjeslift, die over de rivier de Amblève ging, om vervolgens de top van de tegenoverliggende berg te bereiken. Wij verbleven er in een klein familiehotel, pal aan de rivier. De naam van de familie is mij ontschoten, maar wij hebben er vele malen overnacht. De laatste keer in 1970, voor mijn operatie.

Het hotelletje lag langs de weg, parallel aan het spoor (spoorlijn 42 van Rivage naar Gauvy). Tussen het pand en de rivier was een romantisch aangelegde tuin. Overal zitjes en prachtige bloemenweelde. Bij het water was een kabel, waaraan een bootje bevestigd was. Door aan een koord te trekken kon je naar de overkant. Daar was het altijd modderig, maar je ging direct de heuvel op, het bos in. Ondanks de sterke stroming was het ook mogelijk te poedelen. Zo herinner ik mij nog een foto van mijn moeder, gezeten op een rots, in de Amblève.

Stroomafwaarts was het viaduct van Coo. De trein, het viaduct, ik ging er regelmatig naar kijken. Mogelijk dat daar mijn voorliefde voor miniatuur treinen is ontstaan. Terug ging ik altijd even bij de varkens kijken. Deze zaten in een kot, vlak naast het hotel. Het was een rustige omgeving, maar idyllisch en voor een jong kind genoeg om te ontdekken. De kamers zelf kan ik mij niet meer herinneren. Een aantal vertrekken enigszins. Vooral het gevoel herinner ik mij nog. Ook de familie roept het een en ander bij mij naar boven. Op de chaos na had het hotel van binnen misschien wel een beetje de sfeer van Fowlty Towers. In 1971 ben ik er voor het laatst langs geweest. Het was het laatste jaar als hotel. Nu herinnert er vrijwel niets meer aan.



Hooguit twee kilometer stroomopwaarts kwam je in Coo. Over de waterval is een brug gebouwd. Het water gaat er gesplitst onderlangs. In het midden kan je (via een glibberig trappertje en rots stenen) afdalen. Rete spannend. Maar wat zijn er veel foto's gemaakt van familieleden, staand in de mist van het neerslaand water. Aan de rustige kant van de brug was/is een kleine zijrivier. Op de brug daarvan was een stalletje en tien meter verderop hing altijd een koord van ballonnen. Bij het stalletje kon je dus ballonnen schieten. Iets rechts daarvan ging je via een (voor mij toen nog) stijl paadje naar beneden, langs een rij van souvenir stalletjes, tot je bij een klein bruggetje kwam. Daarover was je vrijwel in Télécoo. In feite een grote speeltuin. Met angst en zweten ben ik wel eens met de stoeltjeslift naar boven gegaan, maar vol spanning ging ik later in de skelters. De benzinedampen sloegen om je hoofd en het luid knetterend geluid deed je oren nog lange tijd daarna suizen. Maar, ze gingen hard!

Juist de kleinschalige kneuterigheid maakt Coo zo aangenaam. In de jaren negentig was ik er nog een keer en was de speeltuin al meer een klein pretpark en inmiddels is het door Studio 100 (Samson en Gert) over genomen, heet het PlopsaCoo en is het gemoedelijke bedorven. Misschien dat de jonge kinderen van nu er over vijftig jaar net zo op terug kijken, als ik op dit moment doe.



De omgeving van Coo had ook veel te bieden. Pittoreske dorpjes als Trois-Pont, Stavelot bijvoorbeeld. Ook Spa en het circuit van Francorchamps lag nabij. Geweldig om met die Renault over het circuit te rijden..., buiten de races om voor het grootste gedeelte nog openbare weg. Het was een uitstekend uitgangspunt de Ardennen én Hoge Venen te leren kennen. Alles was binnen handbereik of op dagtocht afstand. De Grotten van Han, La Roche, bergen, riviertjes, overal gingen we naar toe. Op deze kleine schaal waren mijn ouders graag ondernemend. Soms gingen we er heen met de grote vakantie, vaker met korte trips en soms op doorreis van een reguliere vakantie. En altijd verbleven wij in het zelfde familie hotel.

Tijdens een van de tochtjes reden wij over een kaarsrechte weg, gelegen tussen de Belgische korenvelden. Halverwege was een T-splitsing. In die tijd nog weinig verkeer. Een auto wachtte. Niet op ons, want op het moment dat wij de kruising overstaken ging mevrouw rijden... Dat was nog in de tijd, dat je in België een bepaalde periode zonder rijbewijs mocht rijden. De klap was, in mijn beleving, fors. De rechterkant was flink beschadigd. Later kwam de gendarme, in een dreigende Landrover. Ik meen een van mijn eerste kleine trauma's...

In 1967 bezochten wij de spaarbekkencentrale van Coo. Op de berg waren twee meren aangelegd. Door het water op te pompen, ontstond er een systeem om stroom op te wekken. Heel ingenieus en modern voor die tijd. De kunstmatige stuwmeren waren net klaar en het was vreemd kaal, daarboven. Op zich weinig boeiend, maar toch heeft het een hele indruk op mij gemaakt.

In 1971 was ik er met mijn broer. Van de parkeerplaats liepen wij naar de waterval dat we werden aangesproken door een Nederlandse familie (ergens uit het zuiden, gezien het accent). Ze vroegen ons, met de nodige stemverheffing waar de watervallen waren. Mijn broer en ik schoten in de lach. We stonden er bijna boven, maar hebben dat gezin toch maar de andere kant opgestuurd. Ik vrees dat de herinnering bij hen, aan Coo, niet zo dierbaar is, als deze voor mij is. Een prachtige herinnering, vol warmte, romantiek en avontuur. Soms komt de herinnering weer even boven. Deze koester ik dan met een haast gelukzalig gevoel....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten